Schets 16 – Gelijkenissen in Matteüs 21 en 25

S

Inleiding op de schetsen 15 en 16

Ditmaal kijken we naar een serie gelijkenissen van de Here Jezus in het evangelie naar Matteüs. In de schetsen 17 en 18 bespreken we een aantal uit Lucas.

Schets 16  – Gelijkenissen in Matteüs 21 en 25

Het is in de laatste dagen voor Goede Vrijdag. De leiders van het volk hebben al besloten Jezus te doden (zie ook Johannes 11:47-53) – maar niet op het feest, want dan krijgen ze last met ‘de scharen’, die aan zijn lippen hangen.
Hij heeft zich op zondag als koning laten binnenhalen en legt op maandag alle handelsactiviteit op het tempelplein stil. Daar beginnen we te lezen. De leiders vragen Hem waar Hij het recht vandaan haalt om zo op te treden. Let goed op zijn antwoord: de gelijkenissen horen bij dat antwoord. Hij stelt je voor de keus: hoor je bij Hem of niet? Wil je Hem als Koning of niet? Het alternatief is de uitzichtloze ‘buitenste duisternis’, vol pijn, geweeklaag en knarsetandende spijt.

Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking de aangegeven bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. Matteüs 21: 23-32: De leiders ontmaskerd.
    a. (23-27) Jezus is Heer van de tempel: Hij heeft het plein leeg geveegd, omdat het een rovershol geworden was (vs. 12-17). Nu roepen de leiders Hem ter verantwoording. Begrijp je waarom Hij op Johannes de Doper wijst?
    b. (28-32) De twee zonen: een gelijkenis met uitleg. Wie doet de wil van de Vader?
    c. Jezus wijst weer op Johannes de Doper: de leiders wezen hem af, zoals ze ook Jezus afwijzen. Waarom? Wat is de ‘weg der gerechtigheid’, denk je?
    d. Wat hebben tollenaars en hoeren met die prediking gedaan? Wat is de boodschap hiervan voor jou en mij?
  2. Matteüs 21:33-46: De onrechtvaardige pachters.
    a. (33-41) Nog een illustratie bij het voorgaande. Begrijp je de beelden (heer des huizes, wijngaard, pachters, slaven, zoon, andere pachters)?
    b. (42-43) Jezus haalt (haast ten overvloede) ook nog Psalm 118 aan. Wat heeft dit te maken met deze gelijkenis?
    c. (44-46) Hebben de leiders het begrepen (zie ook Lucas 20:16)?
  3. Matteüs 24:45 – 25:13: De wijze en de dwaze meisjes.
    [We beginnen – voor de context – te lezen in Matteüs 24: daar onderwijst Jezus ons over de eindtijd. Het gaat dus rechtstreeks over ons, die elke dag zijn terugkomst kunnen verwachten.] a. (24:45-51) Begrijp je de beelden (goede slaaf, slechte slaaf, beloning)? Vind je de vergelding rechtvaardig? Wat zijn ‘huichelaars’ in dit verband?
    Probeer het nu voor jezelf in te vullen: hoe moet jij vandaag je leven inrichten?
    b. (25:1-9) Begrijp je de beelden (bruiloft, meisjes, lampen, olie)? Wat vind je van het antwoord van de wijze meisjes (9)? Wat is het verschil tussen ‘wijs’ en ‘dwaas’ hier?
    c. (10-13) De afloop: de dwaze meisjes staan voor een dichte deur: “Ik ken jullie niet!” Vind je dat een hard antwoord? Let er dan nog eens op in welk verband deze gelijkenis staat: waarin komen deze meisjes overeen met de slechte slaaf (24:48-49)?
    Wat heeft die waarschuwing “Waakt dan…” hiermee te maken? Hoe vertaal je dat naar jezelf toe?
  4. Matteüs 25:14-30: De talenten.
    a. (14-18) Je ziet hier drie slaven, die veel vrijheid krijgen om hun opdracht in te vullen. Wat was de opdracht? Ze krijgen niet alle drie evenveel in beheer, maar het grootste verschil zit in de manier waarop ze met het geld omgaan. Wat vind je van de ‘oplossing’ van de derde slaaf?
    b. (19-23) De eerste twee slaven krijgen gelijke waardering; is hun beloning ook gelijk? Hoe kijk je daar tegenaan?
    c. (24-28) Wat vind je van het antwoord van de derde slaaf? Had hij (een beetje) gelijk? Hoe reageert zijn heer? Wat legt zijn antwoord bloot over (1) zijn eigen verwachtingen en (2) de motieven van deze slaaf?
    d. (29-30) Nu de boodschap van de Here Jezus: ook hier moet je weer denken aan het kader van de eindtijd. Lees daarom uit Matteüs 24 nog: vs. 12-14 en 36-42. Wat mag God van ons verwachten, hoe beoordeelt Hij?
    e. Wat betekent in dit verband volgens jou “een ieder die (niet) heeft”? En als je naar jezelf kijkt: ben je dan iemand die ‘heeft’? Als je niet ‘hebt’, wat zou je dan kunnen / moeten doen?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 49 : 1, 4 en 5
Aan het eind: Psalm 40 : 2, 3 en 4

  1. Bespreek de voorstudievragen.
  2. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen [zoals ‘Over gelijkenissen’] op de website.

HVB

Tags

Categories