Melchisedek

M
In Genesis 14 lezen we hoe koning en bevolking van Sodom worden verslagen en meegenomen door Kedorlaomer, en hoe Abram hen  bevrijdt. Maar in de verzen 18-20 gaat het zomaar ineens over een heel andere persoon, over Melchisedek. Die verzen vallen op. Het vreemde is dat je ze gemakkelijk weg kunt laten, zonder iets te missen over de rest van het verhaal over de bevrijding van Sodom. Ook in de rest van Genesis (en de andere vier boeken van Mozes) speelt Melchisedek geen enkele rol meer. Hij komt hier plotseling het toneel op, heeft een korte ontmoeting met Abram, en dan verdwijnt hij weer. Toch besteedt de Bijbel nog twee keer aandacht aan deze raadselachtige figuur, in Psalm 110 en in de brief aan de Hebreeën. Om precies te zijn: in Psalm 110:4 en in Hebreeën 5 : 6, 6 : 20 en vooral 7 : 1-10. Vooral dit laatste bijbelgedeelte wijst er op hoe bijzonder de figuur Melchisedek is. We leren via hem namelijk iets belangrijks over Jezus Christus. De les over Melchisedek en Christus: Let eerst eens op wat Genesis vertelt over Melchisedek. Terwijl belangrijke personen in de Bijbel meestal worden geïntroduceerd met vermelding van hun voorouders, en vaak ook hun geboorte en begrafenis, lees je daarover niets bij Melchisedek. Hij is  er plotseling, en verdwijnt even plotseling weer van het toneel. Toch is hij wel een bijzonder figuur: hij is koning van Salem (= Jeruzalem), en tegelijk priester van God de Allerhoogste. Een combinatie die nergens in het hele Oude Testament voorkomt: priesters kwamen uit de stam Levi, en de koning uit een andere stam (David uit de stam Juda). Deze priester-koning ontmoet Abram. Voor iedere Israëliet is Abram een hoogst belangrijk persoon: hun voorvader. Als David of Aäron ooit Abram zouden hebben ontmoet, hadden zij hem hoge eer bewezen als hun meerdere. Nu lezen we hier dat Abram aan Melchisedek eer bewijst,  en erkent als de meerdere. Hij draagt hem zelfs 10% van de buit af. Daarmee laat hij zien: Melchisedek, als priester van God de Allerhoogste vertegenwoordigt u de eigenlijke Heerser van het land. Via u bied ik Hem eerbiedig de tienden aan. En Melchisedek aanvaardt die eer: hij zegent Abram, namens God. David herinnert ons aan deze geschiedenis. In Psalm 110 zingt hij over zijn ‘Heer’: “Zo heeft de HERE tot mijn Heer gesproken: zit aan mijn rechterhand” (vs. 1). Koning David zingt over een koning die méér is dan David. En over die grote koning zegt David dan: De HERE heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig naar de ordening van Melchisedek (4). David zag al in Melchisedek een verwijzing naar iemand die meer is dan Abram, meer dan Aäron, meer dan David. Iemand die tegelijk priester en koning is. Een beter koning dan David, en een beter priester dan Aäron. De les uit dit stukje Oude Testament: wij moeten niet uitzien naar herstel van Davids koningschap of de priesterdienst van Aäron. Wij hebben iets veel beters: Jezus Christus is koning en priester tegelijk. Voor altijd.

Tags

Categories