Toekomst voor Abrahams nakomelingen.

T
Deze verdieping gaat specifiek in op Genesis 15 : 13-16 en 18-21

Vers 13-16

In vers 13-16 gaat het over de geschiedenis van Jozef, die onderkoning in Egypte werd, en Jakob, die met zijn hele familie daar als vreemdeling bij hem in Egypte kwam wonen, in de landstreek Gosen (Gen. 37 – 47). De Egyptenaren gingen hen steeds meer onderdrukken, totdat de HERE hen door Mozes en Aäron liet wegleiden, terug naar het land Kanaän (Exodus). De 400 jaar worden verschillend opgevat: of 400 jaar vanaf dit verbond met Abram (dus: tot over 400 jaar), of 400 jaar onderdrukking in Egypte. De precieze datering is hier en op veel andere plaatsen een ingewikkelde zaak. Het eerste lijkt de meest waarschijnlijke interpretatie, omdat eraan toegevoegd wordt: “Het vierde geslacht echter zal hierheen weerkeren…” (vers 16a). Hoe dan ook, het gaat erom dat God zijn volk die hele periode speciaal in het oog heeft en op zijn tijd komt verlossen. En dat het nog zo lang zou duren heeft te maken met ‘de Amorieten’: “…want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol” (vers 16b).

Vers 18-21

In vers 18-21 herhaalt de HERE zijn belofte, dat Hij ‘dit land’ aan Abrahams nageslacht zal geven. Het gaat daarbij om het woongebied van 10 volken, onder andere de Kanaäniet en de Amoriet.  Maar elders in de Bijbel lijkt ‘Amorieten’ of ‘Kanaänieten’ ook wel een verzamelnaam voor al die volken samen te zijn (vergelijk dit met het vers hier vlak voor, vers 16).

Tags

Categories