Gods donderende stem

G

Bij de Sinaï heeft Gods rechtstreeks gesproken tot zijn volk, en ze zijn ervan geschrokken (Exodus 20:18-21; Deuteronomium 5:23-31). Calvijn heeft deze les samengevat in zijn Institutie (De volgende tekst is voor gebruik hier wat aangepast en gemoderniseerd):

Zoals Hij het oude volk Israël niet heeft verwezen naar de engelen, maar aardse leraars heeft gegeven, zo wil Hij ook nu nog ons door mensen onderwijzen. (…) Enerzijds test Hij zo onze gehoorzaamheid, wanneer wij zijn dienaren horen spreken alsof wij Hemzelf hoorden. Anderzijds komt Hij onze zwakheid te hulp, doordat Hij ons liever tot Zich trekt door menselijke uitleggers, dan ons weg te jagen met zijn donderende stem. (…) Het is een bijzonder voorrecht dat God ervoor kiest de monden en tongen van mensen voor zich te heiligen, opdat door mensenmond zijn stem zou klinken. (IV.1.5)

God leert ons zijn Woord te gehoorzamen, zelfs als het wordt gepreekt door mensen die niet wijzer of voornamer zijn dan wij. Wanneer Hij Zelf vanuit de hemel sprak, zou het geen wonder zijn als zijn heilige uitspraken zondermeer aanvaard werden. (…) Maar nu een of ander mensje uit het stof opgerezen in de naam van God spreekt, eren wij God door ons graag te laten onderwijzen door zijn dienaar, ook al steekt hij in geen enkel opzicht boven ons uit (Institutie van Calvijn, IV.3.1).

(JPCV)

Tags

Categories