Samenhang
Exodus 12:43-13:16
Dit stuk Exodus lijkt bij eerste lezing een beetje rommelig. Het lijkt of twee onderwerpen door elkaar lopen: Het vieren van het Pascha door vreemdelingen, en het apart zetten van de eerstgeborenen.
Als je beter kijkt, zit er wel meer logica in dit gedeelte. In 12:43 – 13:2 geeft de HERE instructies aan Mozes over die twee onderwerpen. Daarna, in 13:3-16, geeft Mozes die instructies in uitgebreidere vorm weer door aan het volk. Het is dus een tweetraps-gebeuren. Dat kom je in het Oude Testament vaak tegen: zo wordt het twee keer verteld; dat onderstreept hoe belangrijk het is.
Je kunt je natuurlijk afvragen of die twee onderwerpen ook iets met elkaar te maken hebben. Dat bespreken we straks, nadat we ze eerst apart bekeken hebben.
Vreemdelingen bij het Pascha
Vragen bij Exodus 12:43-49:
- Had het volk Israël tijdens de reis door de woestijn al te maken met vreemdelingen? (zie 12:38)
- Wat moest een vreemdeling er voor over hebben om ook het Pascha te mogen eten? Lijkt je dat fijn?
- Wat lijkt jou de belangrijkste boodschap in dit stuk:
- Vreemdelingen kunnen er ook bij komen. of
- Vreemdelingen mogen er niet zomaar bij zijn.
- Zouden deze regels ook iets zeggen over de vraag wie er aan het avondmaal mag worden toegelaten?
De eerstgeborenen
Exodus 13:1 en 11-16 laat zien dat alle eerstgeborenen moesten worden geheiligd (= gewijd, apart gezet) voor de HERE. Vers 15 laat zien waarom: Egyptes eerstgeborenen waren gedood, maar die van Israël gespaard, en zo werden ze bevrijd. Maar wat moet je hiervan denken?
Er lijken twee mogelijkheden te bestaan:
- Dit is een soort betaling die de HERE vraagt voor de verlossing. Zoiets als: in ruil voor de verlossing eis Ik nu iets anders op.
- Hier wordt een speciaal voorrecht toegekend aan de oudste zonen: zij mogen de HERE dienen op een speciale manier. Denk bijvoorbeeld aan Samuël, die door zijn moeder werd afgestaan aan het heiligdom.
Verderop in de woestijnreis verandert de HERE deze regeling. Voortaan moeten alle Levieten aan Hem gewijd worden, en moeten de andere eerstgeborenen vrijgekocht worden (zie Numeri 3:11-13 en 8:14-19).
Vraag: Jezus was ook een eerstgeborene. Moest Hij ook worden vrijgekocht?
Opnieuw: samenhang
De beide onderwerpen – vreemdelingen aan het Pascha en het wijden van eerstgeborenen – hebben veel met elkaar te maken. Allebei laten ze er iets van zien dat het volk Israël speciaal voor de HERE is. Je mag er niet zomaar bij horen; vreemdelingen kunnen niet zomaar en vrijblijvend meedoen.
En de wet op de eerstgeborenen laat zien dat Israël, tenminste een deel van het volk, een hele speciale positie heeft: dienaren van de HERE, ze mogen dienstdoen in Gods heiligdom.
Zo zie je hier al een begin van iets, dat later nog duidelijker wordt: Israël is een heilige natie, een volk dat speciaal eigendom is van God, een volk van koninklijke priesters (Exodus 19:5-6).
Ook in het Nieuwe Testament komt deze mooie naam terug. Wie worden bedoeld in Openbaring 5:10, Openbaring 1:6 en 1 Petrus 2:9?
(JPCV)