Deze schets is onderdeel van de Schetsen over Exodus.
Inleiding op schetsen 9 en 10: Israël: Gods eigen volk
Tien plagen zijn over Egypte geraasd. Het land ligt in puin, zelfs Farao is murw geslagen, en Israël trekt als een vrij volk uit Egypte, op weg naar het beloofde land Kanaän. Dat is allemaal het werk van de HERE: Israël is zijn volk, en Hij leidt en verzorgt hen. Maar ze moeten nog wel veel leren. Ze moeten vooral ook leren om op Hem te vertrouwen, dwars door en tegen alles in.
Schets 9
In deze hoofdstukken lopen schijnbaar verschillende onderwerpen door elkaar: het Pascha (a. de voorschriften voor die ene nacht, en b. het jaarlijkse feest) en de uittocht uit Egypte. Wij splitsen ze hieronder op, maar – let op! – ze zijn niet los verkrijgbaar! Zoals ook onze bevrijding en onze Bevrijder niet los verkrijgbaar zijn.
Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking het aangegeven bijbelgedeelte en probeer de vragen te beantwoorden (tip: smeer de lezing uit over vier keer). Kijk ook eens naar de aanvullingen op de website!
- Exodus 12:1-27: de instelling van het Pascha.
(3-13) Wat moesten de Israëlieten doen ter voorbereiding? En wanneer en hoe moesten zij het Pascha eten?
b. (21-23) Wat moesten ze met het bloed doen? En wat zou er gebeuren als ze het niet deden?
c. (1-2, 14-20) Wanneer moest men in het vervolg het Pascha vieren? Hoe lang, en hoe? Wat moesten ze vooraf radicaal uit hun huizen wegdoen? Weet je ook waarom?
d. (24-27) Wat moesten ze bij het jaarlijkse Pascha gedenken? Hoe moesten ze dat doen? - Exodus 12:28-42: Weg uit Egypte.
(28-33) Hoe reageerden de Egyptenaren op de tiende plaag?
b. (34-36) Hoe beroofden de Israëlieten hen? Was dit ‘roof’? Waarom wel/niet?
c. (37-38) Ook ‘een menigte van allerlei slag’ ging met Israël mee – waarom gingen die mee?
d. (40-42) Het moest voor de Israëlieten in het vervolg een nacht van waken zijn, ter ere van de HERE. Waarom wilde Hij dat, denk je?
(e. Exodus 12:43 – 13:16 – het hele verhaal. Wie dat ziet zitten: zie Gods speciale volk). - Exodus 13:17 – 14:31: Door de Schelfzee.
(13:17-22) De HERE ging zelf mee; hoe? En waarom leidde Hij hen om, in plaats van rechtstreeks langs de kust?
b. (14:1-4) De Israëlieten kwamen klem te zitten tussen Egypte en de Schelfzee. Dat deed de HERE expres; waarom?
c. (5-12) Wat dacht en deed Farao? En de Israëlieten?
d. (13-18) Welke les wilde de HERE zijn volk leren? “De HERE zal voor u strijden, en gij zult stil zijn” – een makkelijke les?
e. (18-30) Vertel dit in je eigen woorden na!
f. (31) Heeft Israël de les nu geleerd? (Zie ook het lied in 15:1-18 en het refrein van Mirjam, 15:21) - Exodus 15:22 – 17:7: Op weg naar de berg Sinaï (Horeb).
- (15:22-27) Mara: water! Wat was er mis? Wat kun je zeggen over de zorg van de HERE voor zijn volk, hier in de droge woestijn?
b. (16:1-12) Opnieuw gemor tegen Mozes: nu om vlees en brood. Mozes wees erop dat hun opstandige woorden eigenlijk tegen de HERE gericht waren. Opstandig, zo kort na die geweldige bevrijding, na Mara en Elim. Toch beloofde de HERE hun vlees en brood. Twee vragen hierbij:
(1) “…en gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw God ben”: Dat wisten ze toch allang?
(2) Wat betekent: “opdat ik het op de proef stelle”? (4)
c. (13-21) Kwakkels en manna. Kwakkels (vogels) die uit de lucht vielen en de legerplaats overdekten: vlees in overvloed! En de volgende ochtend manna: waar leek het op? Hoeveel verzamelden ze per dag? Waar bleef de rest die niet opgeraapt was? Gehoorzaamden ze de aanwijzingen van de HERE? Vind je hun gedrag onlogisch?
d. Lees Numeri 11:7-9, ook over het manna: Waar smaakte het naar? En hoe werd het bereid?
e. (22-36) Ze leerden (weer) te rusten op de zevende dag. Weet je nog wanneer de HERE die rustdag had ingesteld[1]? Hoe leerden ze dat i.v.m. het manna? Ging dat in één keer goed? En waarom moest er een kruik manna bewaard blijven?
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 81:1-4 (viering van het Pascha)
Aan het eind: Psalm 114:1,4
A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk ook naar de tips en aanvullingen.
HVB
[1] zie Genesis 2:2-3