Schets 12 – Exodus 35-40 (zie ook 25-31)

S

Deze schets is onderdeel van de Schetsen over Exodus.

In de vorige schetsen is ongeveer de helft van het boek Exodus ‘langsgekomen’. Met als glorieus hoogtepunt: het huwelijksverbond dat de HERE met zijn volk sluit bij de Horeb.
De tweede helft wordt niet vaak gelezen. Op het eerste gezicht is het ook saai. Aan het eind van Exodus 24 gaat Mozes de wolk in, de berg op, en hij blijft daar veertig dagen en nachten bij de HERE. Die geeft hem uitgebreide voorschriften, zes hoofdstukken lang (25-31): over de tabernakel, waarin de HERE te midden van zijn volk zal gaan wonen, en over de inwijding van Aäron met zijn zonen als priesters. En na het intermezzo van hoofdstuk 32-34 lezen we weer zes hoofdstukken lang (35-40) hoe die blauwdruk gewillig wordt uitgevoerd. Wel erg wijdlopig…

– Maar als we er zo naar kijken, hebben we iets helemaal niet begrepen! Het gouden kalf is geen intermezzo, waarna de draad gewoon weer wordt opgepakt. Het is een breuk, een ramp! Het huwelijk van de HERE en zijn volk al binnen zes weken op de klippen! De bruid pleegt overspel in de bruidstijd, en de Bruidegom is terecht woedend! Hij wil ermee stoppen, Hij wil Israël zelfs compleet uitroeien (op Mozes na).
Elk hoofdstuk daarna is een wonder van onverdiende genade. De breuk wordt gerepareerd; de HERE gaat toch nog met hen verder.  Maar niet zomaar. Niet gladjes. En de sporen blijven zichtbaar. Niet voor niets dragen de Israëlieten hierna geen sieraden meer.

Schets 12

De omgang tussen een heilige, genadige Bruidegom en een zondige bruid opnieuw geregeld.
En in de laatste verzen (40:34-38) trekt Hij bij haar in: Immanuël – God-met-ons.

Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking het aangegeven bijbelgedeelte en probeer de vragen te beantwoorden. Kijk ook eens naar de aanvullingen op de website!

  1. Exodus 35:1 – 36:7: toewijding en nieuwe ijver.
    (1-3) Geen enkel gebod krijgt zo veel nadruk als dit! Waarom? – Lees Exodus 20:8-11 en 31:12-17 en zoek daar de redenen die de HERE zelf geeft.
    b. (4-29) Veel Israëlieten komen kostbare stoffen en sieraden brengen voor de tabernakel. Hoe komen ze aan al die kostbaarheden?
    c. (35:30 – 36:7) Besaleël en Oholiab zijn kunstenaars in dienst van de HERE, maar ook anderen werken enthousiast mee aan de aankleding van de tabernakel! Denk eens na: hoe zou jij je gaven tot Gods eer kunnen aanwenden? En wil je dat ook?
  2. Exodus 36:8 – 38:20: het maken van de tabernakel en bijbehorend gerei.
    Lees het maar gewoon door, zonder je druk te maken om de details. Alleen dit: let eens op het gebruikte materiaal. Waar wordt het koper gebruikt, waar het zilver en waar het goud? Kun je een reden bedenken voor dit verschil?
    b. Je ziet: hoe dichter bij de aanwezigheid van de HERE hoe kostbaarder het materiaal.
    Dat heeft de r.k. kerk in de Middeleeuwen geïnspireerd tot het bouwen van kathedralen vol pracht en praal: voor de HERE was immers het beste niet goed genoeg. Herken je dat, of is het je helemaal vreemd?
  3. Exodus 39:1-31: de priesterkleren.
    Efod en borstschild: belangrijke onderdelen van de kleding voor de hogepriester (maar hier wordt niet uitgelegd waarvoor ze dienen. En dan is er ook nog de diadeem op de tulband. Op alle drie staat wat geschreven; zoek dat eens op in dit hoofdstuk.
    b. “Den HERE heilig” (vs 30): volkomen toegewijd aan de HERE. Daarin moet de hogepriester ook een voorbeeld zijn voor het hele volk. Maar nu wij! ‘Heilig leven’, wat betekent dat voor jou?
    c. Geven wij ook uiting aan een besef van heiligheid, bijvoorbeeld in (1) onze kerkdiensten, (2) onze (‘zondagse’) kleding)? Waarom wel / niet?
  4. Exodus 39:32 – 40:38: de voltooiing en ingebruikname van de tabernakel.
    (39:32-43) Eindinspectie door Mozes. Hij zegent de makers: ook het nederige werk telt voor de HERE! Wij zijn niet gewend om de stille werkers in de kerk te zegenen, maar wie in je eigen kerk zou weleens een blijk van waardering mogen krijgen?
    b. (40:1-8, 17-33) Alles wordt op z’n plaats gezet en gelegd. Ga dat eens na, met een plattegrond van de tabernakel er naast.
    c. (9-16) Wat moest Mozes hier met de tabernakel en de priesters doen? Dat moest hij ook doen met een paar voorwerpen in de voorhof (voor de tent); welke? Waarom, denk je?
    d. (34-38) Mozes kon de tent niet binnengaan; waarom niet?
    Wij geloven dat de HERE in onze kerkdiensten aanwezig is, en toch is er voor ons geen belemmering om bij Hem te komen. Waarom niet? (zie Hebreeën 9:11-12 en 10:19-22)

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 132:4 en 8
Aan het eind: Psalm 147:4 en 7
A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk ook naar de tips en aanvullingen.

HVB

Tags

Categories