Inleiding op de schetsen 15 en 16
Ditmaal kijken we naar een serie gelijkenissen van de Here Jezus in het evangelie naar Matteüs. In de schetsen 17 en 18 bespreken we een aantal uit Lucas.
Schets 15 – Gelijkenissen in Matteüs 13
In de voorgaande hoofdstukken heeft Matteüs verteld hoe Jezus (vooral in de ‘Bergrede’) een grote menigte toehoorders onderwees over het Koninkrijk der hemelen. In beeldrijke taal maar ondubbelzinnig. Maar vanaf hoofdstuk 13 verandert er iets. Hij vertelt nog steeds in herkenbare beelden, ontleend aan het dagelijks leven van die tijd. En je vermoedt er terecht vaak een diepere betekenis in. Maar alleen zij die meer willen weten en doorvragen – zijn leerlingen en trouwe volgelingen – krijgen nadere uitleg.
Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking de aangegeven bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.
- Matteüs 13:1-9 en 18-23: De gelijkenis van de zaaier.
a. (1-9) Een bekend verhaal! De man zaait blijkbaar heel royaal, zelfs op het pad en op andere plekken waar de bodem ongeschikt is. Daar draagt het zaad dan ook geen vrucht. Wat is er mis? Ga dat per plek na.
b. (18-22) De uitleg. Het zaad is beeld van …? Hoe komt het dat het geen vrucht draagt? Herken je dat? Ook in onze eigen tijd? Ook in de kerk?
c. (23) Wat is het kenmerk van goede aarde? - Matteüs 13:10-17: Jezus heeft al veel onderwijs gegeven over het Koninkrijk van God. Nu schakelt Hij over op gelijkenissen.
a. (10-13) Aan de discipelen legt Hij uit waarom: omdat de toehoorders ‘ziende niet zien en horende niet begrijpen’. Wat is dat voor zien/horen, denk je?
b. (14-15) Jezus citeert Jesaja, die tot de Joden in zijn tijd Gods boodschap moest spreken: waarom begrepen zij niet wat ze zagen en hoorden? Wat wilden ze niet?
c. (16-17) De gelovigen in het Oude Testament zagen meestal niets; zij hadden alleen beloften (zie Hebreeën 11:13). De discipelen zien Jezus en zijn wonderen. Wij, tweeduizend jaar later, hebben ook vooral beloften. Hoe gaan wij daarmee om?
d. Nu jij. Als jij bijbelteksten en preken ‘onbegrijpelijk’ vindt, hoe zou dat komen? Kun je er dan ‘niks aan doen’ of is er een andere weg? Als je wel graag meer wilt begrijpen: wat kun je dan meer doen dan afwachten? - Matteüs 13:24-30 en 36-43: Het onkruid in de akker.
a. (24-30) Dat onkruid, dolik, lijkt eerst precies tarwe maar is waardeloos. Waarom wil de eigenaar het niet laten uitwieden?
b. (36-43) Ga nauwkeurig na wat elk onderdeeltje in de gelijkenis voorstelt (ook het onkruid en de oven).
c. Ga daarna, met behulp van die details, na wat de gelijkenis te zeggen heeft.
d. Nu toepassen op jezelf! Bijvoorbeeld: waaraan denk je bij ‘al wat tot zonde verleidt’ (41)? - Matteüs 13:31-33 en 44-52: Andere gelijkenissen.
a. (31-33) Het mosterdzaadje en het zuurdesem: begrijp je wat die zeggen over het hemelse Koninkrijk? Kun je dat ook aanwijzen in onze tijd?
b. (44-46) De schat in de akker en de kostbare parel: wat zeggen die over het Koninkrijk der hemelen? Kun je het toepassen in je eigen leven?
c. (47-50) Het sleepnet: pas als je het aan land getrokken hebt, zie je wat er allemaal onder water rondzwierf. Wat is hier de boodschap? (zie ook de gelijkenis van het onkruid)
d. (51-52) Stimulans tot Bijbelstudie, ook voor jou?
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 78 : 1, 2
Aan het eind: Psalm 45 : 1, 4
- Bespreek de voorstudievragen.
- Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen [zoals ‘Over gelijkenissen’] op de website.
HVB