Schets 17 – Radicale keus

S

Inleiding op de schetsen 17 en 18

In schets 15-16 lazen we gelijkenissen uit het evangelie van Matteüs; nu gaan we naar Lucas. Sommige gelijkenissen staan in beide evangeliën. Met kleine verschillen, zoals dat gaat wanneer twee mensen hetzelfde horen en navertellen. Daarnaast vinden we alleen bij Lucas ook een paar andere, heel bekende verhalen. Kijk er toch nog maar eens goed naar!

Schets 17 – Radicale keus

Voor Lucas’ verslag van de eerste gelijkenissen staat een lange toespraak van de Here Jezus tot ‘een grote schare’ toehoorders. Waarschijnlijk dezelfde rede als in Matteüs 5-7 (‘bergrede’). Met kleine accentverschillen: bij Lucas ligt de nadruk op de keus voor of tegen Jezus. En de gevolgen daarvan voor jezelf. Wou je een gemakkelijke tussenweg: Jezus achterna lopen om zijn boeiende preken en vooral zijn wonderen, maar je niet radicaal door Hem laten omvormen? Die tussenweg is er niet: het is alles of niets. Ook de korte gelijkenissen die we in deze schets bespreken, gaan over deze radicale keus.

Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking de aangegeven bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. Lucas 6:20-26: ‘Zalig’ en ‘wee u’.
    a. Let eerst op de context van de toespraak (17-20a). Waarvoor komen de mensen in drommen op Jezus af? En waarvoor dus niet? Tot wie richt Hij zich in de eerste plaats?
    b. (20b-21) Waaraan denk je bij het woord ‘zalig’? Zalig: als je arm bent, hongerig en bedroefd – leg eens uit! [Tip: het gaat niet letterlijk om mensen die geen geld en eten hebben, maar (zie 22) of ze tegenover ‘de Zoon van de mens’ staan als bedelaars, of ze zich helemaal afhankelijk weten van zijn genade.] Wat is straks hun beloning?
    c. (22-23): Jezus noemt de profeten in het Oude Testament: hoe werden die behandeld? En waar kunnen Jezus’ volgelingen op rekenen? Toch: ‘Verblijdt u en springt op van vreugde’! Zou jij dolblij worden? Waarom is daar toch reden voor?
    d. (24-26) Waaraan denk je bij ‘wee u’? – Is rijk zijn, overvloed hebben en lachen dan fout [vgl. tip onder 1b]? Hoe word je een valse profeet?
  2. Lucas 6:27-40: Heb je vijanden lief.
    a. (27-31) “u die Mij hoort…”: Voor ieder die naar Jezus komt luisteren geldt: je moet kiezen. Als je Hem wilt volgen, moet je…
    – die vervelende ‘ander’ niet maar verdragen, nee: liefhebben;
    bidden voor die vent die jou zo vaak voor paal zet;
    – enzovoort. Een eenvoudige opgave?
    b. (32-34) Kun je dat niet opbrengen, dan ben je niks beter dan ‘de zondaars’. Bij wie pas jij, bij Jezus of bij die zondaars?
    c. (35-38) Een handleiding ‘christelijke naastenliefde’. Ga na wat hier gevraagd wordt van Jezus’ volgelingen. Welke regel hiervan vind je niet moeilijk? Op welke regel(s) loop je vast?
    [Goede raad: ga hiermee naar de Here toe. Als arme, hongerige bedelaar. Hij kan je door zijn Geest tot zo’n ander mens maken. En Hij wil dat doen, juist omdat Hij “goed (is) jegens de ondankbaren en bozen”. Zo zul jij steeds meer herkenbaar worden als Gods kind] d. (38slot–40) ‘De maat waarmee gij meet…’. Leer naar jezelf te kijken zoals je naar die ander kijkt. En bedenk: wat gebeurt er met jou wanneer je niet naar die ander leert kijken met de barmhartige ogen van Jezus?
  3. Lucas 6:41-49: Drie korte gelijkenissen.
    a. (41-42) Balk en splinter: illustratie bij 2d hierboven; leg dat uit! Vgl. 2 Samuël 12:1-7.
    b. (43-45) Boom en vrucht, een vervolg op 41-42 (‘immers’). Hoe zit dat bij jou?
    c. (46-49) Fundament van je(levens)huis. Vraag je af op welke grond jij bouwt. Denk daarbij aan jouw plannen en hoe je die op de rots kunt verankeren.
  4. Een paar korte gelijkenissen.
    a. Nog even terug naar de zaaier (schets 15): lees Lucas 8:9-15. Zal het Woord van God in jouw leven vrucht dragen? Dat hangt af van de ‘bodem’; wat is de gesteldheid van jouw bodem? Wat betekenen daarbij de woorden ‘vasthouden’ en ‘volharding’ (15) voor jouw leven?
    b. (13:6-9) De onvruchtbare vijgenboom: o.a. over Gods geduld. Deze vijgenboom had allang vruchten moeten geven. De nieuwe poging is ongewoon: een vijgenboom heeft eigenlijk geen mest nodig. De boodschap? Zie de slotzin. Breng die in verband met vs. 1-5.
    c. (18:9-14) De Farizeeër en de tollenaar: twee Israëlieten die in de voorhof van de tempel staan te bidden. Het grote verschil? De eerste is er redelijk van overtuigd dat hij het in Gods ogen goed doet; de tweede weet dat hij niet goed is en zonder Gods genade verloren is. Hoe beoordeelt Jezus hun gebed? En hoe bid jij tot God?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 25:2,3,4.
Aan het eind: Psalm 27:6,7

  1. Bespreek de voorstudievragen.
  2. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen [zoals ‘Over gelijkenissen’] op de website.

HVB

Tags

Categories