Inleiding op de schetsen 17 en 18
In schets 15-16 lazen we gelijkenissen uit het evangelie van Matteüs; nu gaan we naar Lucas. Sommige gelijkenissen staan in beide evangeliën. Met kleine verschillen, zoals dat gaat wanneer twee mensen hetzelfde horen en navertellen. Daarnaast vinden we alleen bij Lucas ook een paar andere, heel bekende verhalen. Kijk er toch nog maar eens goed naar!
Schets 18 – Radicaal verschil
Bevoorrecht en rijk en uiteindelijk toch afgewezen. Of: buitenstaander en zelfs outcast en toch feestelijk onthaald. Twee soorten kinderen van een liefhebbende vader en twee manieren van omgaan met het aardse slijk. Wat hebben deze gelijkenissen te maken met jou en mij?
Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking de aangegeven bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.
- Lucas 14:15-24: De verontschuldigingen.
a. (De context: vs. 1-14) Jezus is op sabbat uitgenodigd bij een farizeeër. ‘Zij’ (de geestelijke leiders, die op zichzelf vertrouwen en Jezus niet als redder erkennen) houden Hem kritisch in de gaten. Hij laat hun zien en horen: een genezing en reprimandes (om hun hoogmoed en hun hardheid tegenover bedelaars, misvormden, lammen en blinden). Ga na hoe jij je zou voelen en waarom.
b. (15-20) Een disgenoot: “Zalig…”. Zijn zijzelf niet de genodigden in Gods koninkrijk? Als antwoord komt de gelijkenis. Leg uit dat die gaat over hen en hun visie op Jezus. En dat de reacties op de uitnodiging beledigende smoezen zijn.
c. (21-23) In hun plaats komen nu de bedelaars enz. (zie 1a). Die aanvaarden de uitnodiging wel. Om de feestzaal vol te krijgen worden zelfs mensen van wegen en paden geplukt. Wat voor mensen zou Jezus bedoelen?
d. (24) “Want Ik zeg u…”: ‘u’ is meervoud, en Jezus zegt: “mijn maaltijd”. Bij welke groep hoor jij? En hoe zie jij de anderen? - Lucas 15:11-32: De verloren zoon.
a. (11-13) Het gaat hier niet om de precieze verdeling van het vermogen, wel om het gedrag van de jongste zoon. Geef dat in eigen woorden weer.
b. (14-19) Wat is in vs. 14-16 het wrange voor een Israëliet (denk aan twee wetten)? En wat is het contrast met het leven ‘thuis’? Wat vind je van zijn voornemen: getuigt die van bekering?
c. (20-24) Het meest ontroerende deel! Welke woorden herinneren aan 15:1-10? Wat is de boodschap voor jou en mij?
d. (25-34) De belangrijkste boodschap hier (gezien de context)! Waarin schiet de oudste zoon tekort? Spiegel voor ons: wat is ten diepste mijn relatie tot God en tot mijn (zondige) naaste? - Lucas 16:1-9: De onrechtvaardige rentmeester.
a. (1-4) Het gaat hier niet om de heer, olie of tarwe, maar om het wanbeheer van de rentmeester, zijn ontslag en hoe hij er snel ‘het beste van maakt’.
Zijn heer prijst hem, dat hij ‘met overleg‘ gehandeld heeft (vs. 8). Overleg nu zelf: 1. Wij zijn rentmeesters-onder-God over het aardse goed. 2. Wij hebben Gods gaven verknoeid. 3. Straks moeten wij verantwoording afleggen. En nu?
b. (5-7) Denk niet dat de rentmeester zijn heer benadeelt; hij moet zelf de rest bijleggen. Waarom is het slim wat hij doet?
c. (9) Jezus noemt geld en goed ‘de onrechtvaardige Mammon’. Zit het onrecht in dat goed?
d. (8-9) De rentmeester als voorbeeld: hij heeft een berekening gemaakt (zie 4b) en Jezus raadt ons aan hetzelfde te doen: maak vrienden, wees royaal voor anderen. Met welk doel?
e. (8) Bedoelt Jezus dat christenen daarin vaak tekortschieten? Hoe ga jij je ‘bezit’ zo gebruiken dat God het kan goedkeuren? - Lucas 16:19-31: De rijke man en de arme Lazarus.
a. (19-21) Deze rijke man gebruikt zijn geld en goed niet om vrienden te maken ‘in de eeuwige tenten’ (zie 3). Waarvoor wel? Hij is rijk maar ook ontzettend gierig; er schieten zelfs geen brokken over voor bedelaars en honden.
Vragen:
1. is rijk-zijn op zichzelf fout en arm-zijn een pre bij God?
2. ‘Lazarus’ = ‘God helpt’, maar wat merkt Lazarus daarvan?
b. (22-23) Na hun dood zijn de rollen omgedraaid. Probeer het je in te denken en vertel het na!
c. (24-26) Hoe luidt de eerste vraag van de rijke man? Welke twee redenen geeft Abraham voor zijn ‘nee’? Welke reden zit daarachter?
d. (27-31) Bespreek op dezelfde manier de tweede en derde vraag.
e. Wat zegt Jezus via deze dialoog tegen de Farizeeën? En tegen ons? (Zie ook vs. 16-17)
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 19:5,6.
Aan het eind: Psalm 119:13,14.
- Bespreek de voorstudievragen.
- Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen [zoals ‘Over gelijkenissen’] op de website.
HVB