Het verband
Wat heeft een christen te maken met het Pascha van Israël?
Een logische vraag; wij hoeven immers de oude Joodse feesten niet te vieren? Lees maar wat Paulus daarover zegt in Kolossenzen 2:16-17: die feestdagen zijn maar een schaduw van wat in Christus werkelijkheid geworden is. Wij vieren dat oude Pascha dus niet meer, we slachten geen paaslam en we eten geen ongezuurd brood. Maar diezelfde Paulus wijst wel naar het Pascha om iets uit te leggen. Tegen Korintiërs die er in sommige opzichten maar op los leefden, schrijft hij:
Doe het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. (1 Kor. 5:7-8)
In de beeldspraak van het Pascha zegt Paulus hier: beste christenen, ons Paaslam Christus is geslacht (op Golgotha), en nu vieren wij alle dagen Pascha. Bij Pascha hoort ongezuurd brood – dat wil zeggen: reinheid en waarheid in plaats van slechtheid en boosheid.
Hij legt dus verband tussen het Pascha en ons dagelijks leven als christenen. Maar om dat verband te kunnen zien, moet je de symboliek van het Pascha begrijpen. Gelukkig geeft het Nieuwe Testament veel uitleg over die symboliek.
Er is nog een reden om goed naar het Pascha te kijken. Jezus Christus heeft ons opgedragen het Heilig Avondmaal te vieren, en in veel opzichten sluit dat feestmaal aan bij het oude Pascha. Je kunt het Avondmaal niet goed begrijpen zonder het Pascha. Dat leggen we hieronder ook uit.
Pascha = voorbijgaan en bevrijding
Toen:
De naam Pascha betekent zoiets als voorbijgaan. De engel die in Egypte alle eerstgeborenen doodde, ging voorbij aan de huizen van de Israëlieten. Alleen al daarom konden zij feest vieren. Waarom ging die doodsengel hun voorbij? Omdat zij zo braaf waren? Nee, het was alleen om het bloed aan hun deurposten: er was al bloed gestort, er was een lam gedood, en daarom mocht de eerstgeborene in het huis blijven leven.
Het Pascha was ook een bevrijdingsmaal. Het was hun laatste maaltijd in het land van de slavernij, Egypte. Direct daarna gingen ze op reis, niet langer als slaven, maar als het bevrijde volk van de HERE.
Nu:
Wij begrijpen beter dan de Israëlieten toen, dat de bevrijding uit Egypte nog maar een klein begin was. De complete bevrijding, uit de slavernij van de zonde, moest nog komen. Maar voor ons, die leven na het lijden en sterven van Christus, is er nog veel meer reden om feest te vieren: wij zijn echt bevrijd uit de ergste slavernij, wij zijn verlost van de zonde en van de straf van God. Laten we dus uitbundig feestvieren! Niet maar zeven dagen per jaar, zoals de Israëlieten, maar heel ons leven door, zoals Paulus aangeeft in 1 Korintiërs 5:7-8.
Ons Paaslam is geslacht
Toen:
De bevrijding uit Egypte was nog niet de complete bevrijding. Net zo min was het slachten van een lam voor dat Pascha genoeg. Zelfs de vele lammetjes die al die families slachtten, waren nog niet genoeg. Zelfs al gebeurde het elk jaar opnieuw.
Nu:
Wij weten van de dood van Jezus Christus, die aan het kruis is geslacht. Johannes de Doper wees Hem al aan: “Zie het lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt!” (Johannes 1:29). Zijn dood was afdoende, en daarom eenmalig. Dat maakt de viering van het Paasfeest anders. Toen was een geslacht lammetje de hoofdschotel. Maar nu is het geslachte Paaslam van God het centrale punt. Niet in de vorm van geslacht en gebraden vlees. Dat kan helemaal niet, want Hij is weer opgestaan, en zelfs naar de hemel gegaan. Hij is op een andere manier aanwezig bij ons feesten, maar Hij staat wel centraal. Hij is eenmaal geslacht – en opgestaan! – als een volkomen bevrijding van al onze zonden.
Het offermaal
Toen:
Het Paschamaal was een offermaaltijd: er was een lam geofferd, en de deelnemers aan de maaltijd aten van dat lam. De dood van dat dier symboliseerde iets, en dat werd ook betrokken op hen die ervan aten. Zo werd dat in de tijd van de Bijbel beleefd, ook door de heidenen.
Nu:
Paulus sluit hierbij aan, als hij het Avondmaal bespreekt:
Is niet de beker der dankzegging … een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood … een gemeenschap met het lichaam van Christus? (1 Kor. 10:16).
Hij legt dan meteen uit waarom de christenen in Korinte niet mogen deelnemen aan heidense offermaaltijden: “Gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel van de boze geesten” (10:21).
Deelnemen aan het Avondmaal betekent: deel hebben aan Christus’ offer. Alleen, het is geen bloedige maaltijd meer, maar het is nu geworden het eten van brood, en drinken van wijn, als tekenen van Christus’ lichaam en bloed.
De symboliek in de Bijbel is soms best ingewikkeld, want het avondmaalsbrood verwijst er ook naar dat Christus het ware manna is, het brood van het leven dat uit de hemel is neergedaald (zie Johannes 6).
Ongezuurd brood
Toen:
Bij het Pascha moest alle zuurdesem worden weggedaan. Er mocht alleen ongezuurd brood worden gegeten. Wij zouden zeggen: brood zonder gist.
Wat is zuurdesem? Eenvoudig gezegd: dat is oud brooddeeg. Bij het bakken van het brood wordt een restje deeg niet meegebakken, maar bewaard. In dat restje deeg komen dan vanzelf bacteriën en schimmels tot ontwikkeling, het wordt zuur. Bij de volgende keer broodbakken wordt dat zure deeg, zuurdesem, vermengd met het verse deeg. De bacteriën en schimmels die zo meekomen, zorgen dan dat het brood gaat rijzen en luchtig wordt.
Wat betekent dat voorschrift om alle zuurdesem weg te doen? Het geeft een nieuw begin aan. Weg met dat oude deeg, dat eigenlijk al een beetje bedorven is. Met de bevrijding uit Egypte is er een heel nieuw begin gemaakt.
Nu:
Wij doen niet letterlijk oud deeg (of andere voedselrestanten) weg uit onze huizen. Paulus legt het uit in 1 Korintiërs 5:8: “Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid”. Wij moeten alle slechtheid en boosheid van het oude, zondige leven wegdoen. Door Christus mogen wij een heel nieuwe start maken: weg met alles wat besmet is door de zonde.
Gedenken
Toen:
Het Pascha was een gedachtenismaaltijd: de vaders moesten de kinderen vertellen waar het over ging: de onderdrukking in Egypte, en de wonderlijke macht waarmee God hen bevrijd had (Exodus 12:24-28; 13:8-9).
Nu:
Het christelijke Avondmaal is ook een gedachtenismaaltijd. Toen Jezus Christus het instelde, zei Hij: “doe dit tot mijn gedachtenis” (Lukas 22:19; 1 Kor. 11:25). In de Bijbel is ‘gedenken’ en ‘gedachtenis’ nooit vrijblijvend. Het heeft wel betrekking op het verleden, maar dat wat toen is gebeurd en gedaan en afgesproken, geeft verplichtingen vandaag. (zie Gedenken).
JPCV