Rust

R

Wie verlangt niet naar rust?
Wij voelen ons vaak opgejaagd: we moeten nog zoveel, ook van onszelf. Er moet brood op de plank komen; we moeten een werkstuk afmaken; we moeten nodig weer eens bij iemand op bezoek… Wat kun je verlangen naar rust!

Het land van de rust

Al in Genesis 2 lezen we over rust: “Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk dat Hij gemaakt had” (Genesis 2:2).Voor God was er rust. Genieten van wat Hij gemaakt had. En die rust gunde hij ook aan de mensen.

Maar dat is een van de dingen die veranderd zijn door de zonde van de mens. De aardbodem is vervloekt: “al zwoegende …  zolang gij leeft … in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten” (Genesis 3:17, 19). Door de zonde: geen echte rust meer. Maar mensen verlangen er wel naar. De naam Noach betekent ‘rust’, en zijn vader zei erbij: “deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft” (Genesis 5:29).

Ook in Exodus lezen we over rust. Dat boek begint met de Israëlieten in slavernij: helemaal geen rust. De HERE bevrijdde hen daaruit en Hij beloofde hun rust. Om te beginnen op een wekelijkse rustdag, die herinnerde aan Gods rust (zie Gen. 2:3). Wat een prachtig cadeau voor een volk dat uit de slavernij kwam: elke week een dag rust, zonder zwoegen.

En het beloofde land Kanaän zou een land van rust zijn (Deut. 12:9-10). Ook die belofte werd vervuld; het boek Jozua geeft deze samenvatting: “En de HERE gaf hun aan alle zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had. … Niet één van alle goede beloften die de HERE aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld gebleven; alles is uitgekomen.” (Jozua 21:44-45).

Wat voor een rust was dat? De hele dag niets doen? Nee, er was wel werk te doen: Kanaän was een land waarin moest worden gezaaid en geoogst. Maar het werk zou niet allesbeheersend zijn. Het zou ook geen zwoegen zijn met de spannende vraag op de achtergrond: levert het wel wat op? Nee, de HERE zou het laten regenen, Hij zou het werk zegenen. Hij zou er ook voor zorgen dat er geen vijanden zouden komen om de oogst te roven. En er zou volop ruimte zijn om te genieten, feest te vieren en de HERE te dienen en te danken.

Uitzien naar iets beters

Werd het wat, die rust in het veroverde land Kanaän?
Het boek Richteren leert ons wel anders: er was heel veel onrust. Een paar keer lezen we dat het land 40 of 80 jaar rust had (3:11, 30; 5:31; 8:28), maar dat waren de uitzonderingen. Er was voortdurend strijd – en ook later nog, onder koning Saul en koning David. Maar dat was hun eigen schuld: De Israëlieten waren ontrouw aan de HERE, en liepen de afgoden achterna. Daarom was er voortdurend onrust en onzekerheid in het land.

Pas bij koning Salomo lezen we over rust en vrede (1 Kronieken 22:9, 18, 25). “Hij had vrede rondom aan alle zijden, zodat Israël en Juda gerust woonden, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom” (1 Koningen 4:24-25). Maar ook toen duurde het niet lang; tijdens zijn opvolger Rehabeam trok Sisak, de koning van Egypte op tegen Jeruzalem; hij nam alles mee, heel de rijkdom van Salomo. Ook was er voortdurend burgeroorlog tussen Rehabeam en Jerobeam (1 Koningen 14:25-30). Het was gedaan met de rust, en dat kwam door Israëls zonden. Op de achtergrond van 1 & 2 Koningen staat dan ook de grote vraag: hoe kan die beloofde rust er ooit komen?

Kom tot Jezus Christus

Het wachten was op de grote Zoon van David. Jezus Christus verklaarde: “meer dan Salomo is hier”, en “Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Matteüs 12:42; 11:28). Hij kwam als Koning en Verlosser om alle beloften van God waar te maken, ook de belofte over rust.

Uitzien naar de rust

En nu, in ons eigen leven: hebben wij dan die rust? Wij als kerken, als volgelingen van Jezus Christus? Hebben wij rust? Nee, niet echt. Zelfs nu we in ons land geen heftige vervolgingen meemaken, kunnen we toch nog niet zeggen dat er al rust is, en vrede aan alle kanten. En als je de geschiedenis van de jonge kerk in Handelingen leest, zie je hetzelfde plaatje: onrust, vervolging soms, mensen moesten vluchten.

In die situatie van vervolging en verdrukking pakt de schrijver van de brief aan de Hebreeën het thema ‘rust’ weer op. Hij herinnert aan wat de HERE vroeger in de woestijn al zei tegen het ongelovige Israël: ga maar terug de woestijn in, veertig jaar zwerven door de woestijn, want deze generatie zal niet ingaan in Mijn rust (Hebreeën 2:15-19; Psalm 95:7-11; Numeri 14:26-35).  Maar – gaat de brief verder – dat ging niet alleen over Israël in de tijd van Mozes, want de profetie van Psalm 95 wordt gesproken door David (Hebr. 4:7). Dus is het land Kanaän nog niet de echte rust; er komt nog een andere rust. “Mijn rust” noemt de HERE dat (Hebr. 4:8-10).

Daarom geldt ook voor ons: “Laten wij er dus ernst mee maken om tot die rust in te gaan” (Hebr. 4:11). Wij leven nog op een aarde vol onrust. Wij worden ons hele leven belaagd door drie doodsvijanden: de duivel, de wereld en ons eigen vlees (HC zondag 52 – onderschat ook die derde vijand niet!).
Maar wij hebben de belofte van de echte rust. De rust waaraan God al lang geleden begonnen is, waarover we aan het begin van de Bijbel al lezen: Genesis 2:2 (zie ook Hebreeën 4:4). Het is niet een rust die wij met onze inspanningen moeten bewerken, want het is Gods rust. Wij die in Christus geloven, mogen straks in die rust binnengaan.
Sterker nog: we mogen nu al leven vanuit die rust, hier, op deze onrustige aarde, midden in de onrust van de zonde. Elke week mogen we beginnen met een dag van rust. En vanuit die rust kunnen we er in dankbaarheid alle dagen van ons leven aan werken om onze slechte werken na te laten; d.w.z. dat we zo al in dit leven de eeuwige sabbat beginnen (Hebreeën 4:9-11; HC zondag 38).

JPCV

Tags

Categories