Schets 19 – De intocht in Kanaän

S

Inleiding op de schetsen 19 en 20

Net als in het vorige ‘seizoen’ werken we voor de Bijbelse geschiedenis niet precies op volgorde de Bijbelboeken door. Wel pakken we de draad weer op na Exodus, maar we slaan de boeken Leviticus, Numeri en Deuteronomium voorlopig over (al verwezen we in de schetsen 13 en 14 daar wel een paar keer naar). We willen ‘de vaart erin houden’ en bespreken daarom in de schetsen 19 – 22 het boek Jozua: hoe God zijn volk het land Kanaän binnenbracht en als ‘erfdeel’ in bezit gaf.

Schets 19 – De intocht in Kanaän

Israël staat voor de grenzen van het beloofde land. Om Kanaän binnen te komen moeten ze in elk geval twee grote obstakels overwinnen: de rivier de Jordaan (net in die tijd buiten zijn oevers getreden) en de stad Jericho (de inwoners zullen hen echt niet vriendelijk verwelkomen).

Voorstudie
Lees in de week/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. Voorbereiding van de overtocht: Jozua 1
    1. (1-9) De HERE spreekt tot Jozua, zoals Hij eerder rechtstreeks Mozes aansprak. Zoek in de verzen 2-5:
      – twee opdrachten voor Jozua,
      – drie beloften.
    2. In 6-9 volgt driemaal letterlijk dezelfde aansporing; welke aansporing? Die is verbonden met een belangrijke opdracht voor Jozua persoonlijk; welke opdracht?
      Wat is dus belangrijker dan militaire kracht en strategisch inzicht? Heeft dat ook ons/ jou persoonlijk iets te zeggen? Hoe zou je dat concreet kunnen maken in je eigen leven?
    3. (10-11) Jozua begint met de uitvoering; hoe?
    4. (12-15) Weet je waar de hier genoemde stammen (al) wonen? Jozua vat hier samen wat zij eerder al met Mozes hebben afgesproken. Wat houdt die afspraak in? Zie ook De Kaart met de twaalf stammen.
    5. (16-18) Wat beloven deze ‘Overjordaanse stammen’? (Let op: alweer die aansporing tot Jozua!)
  2. De verspieders: Jozua 2
    1. (1-7) De verspieders worden vanuit Sittim (zie Numeri 25:1 en Jozua 3:1) naar Jericho gestuurd: sleutelstad voor centraal Kanaän, knooppunt van handelsroutes bij een doorwaadbare plaats (zie kaartje bij de tips). Ze vinden onderdak bij Rachab, maar worden gezocht. Hoe helpt Rachab hen?
    2. (8-13) Een geloofsbelijdenis en een verslag van de wonderen waarvan de Kanaänieten gehoord hebben, gevolgd door een verzoek. Geef in eigen woorden weer!
    3. (14-21) Afspraak: wat beloven ze van weerszijden? En wanneer hoeven de verspieders zich niet aan de afspraak te houden (3 uitzonderingen)?
    4. (22-24) De verspieders brengen verslag uit. Veel strategische gegevens hebben ze niet kunnen verzamelen. Een mager resultaat (zie boven, vraag 1b)?
  3. De overtocht: Jozua 3 en 4
    Er zit veel herhaling in dit gedeelte; lees het toch maar helemaal met aandacht en denk je in wat hier gebeurt.

    1. (3:1-6) Eerste algemene instructie, drie dagen na aankomst bij de Jordaanoever. Wanneer moeten de Israëlieten opbreken? Wat moeten ze de dag voor de overtocht doen, en waarom? En de priesters?
    2. (3:7-13) Wat belooft de HERE aan Jozua persoonlijk?
      Daarna volgt een nadere instructie voor de priesters. Wat moeten zij doen, zodra ze bij de Jordaan aankomen? Het volk krijgt vooral uitleg over het komende wonder: het is een teken; waarvan? Sprak dat dan niet vanzelf?
    3. (3:14-17) Het wonder: terwijl de Jordaan extra ver buiten zijn oevers is getreden, valt hij plotseling droog. Waar staan de priesters, terwijl het volk overtrekt?
    4. (4:1-24) Twee monumenten. Waar komen die te staan? Voor wie, en waarvan is het monument aan de overkant, in Gilgal, een teken? (N.B. niet alleen in 6-7 maar ook in 20-24). Met welk doel staat het daar? (24)
  1. Besnijdenis te Gilgal: Jozua 5 :1-12
    1. (1-7) De Israëlieten moeten opnieuw besneden worden. Hoezo opnieuw? Sinds Abraham zijn toch alle jongetjes op de achtste dag besneden (Genesis 17)? Zie vs. 5-7.
    2. (8-9) Bij volwassen mannen is de besnijdenis een zeer pijnlijke zaak. Ze zijn er dagenlang ziek van. Is het niet heel riskant dat te doen te midden van de vijanden? Wat wil de Here hen (en ons!) daardoor leren?
    3. (10-12) Het manna houdt op. Hoe komen de Israëlieten nu aan brood?
      Weet je hoe de HERE ook later voor brood zou zorgen in sabbats- en jubeljaar? (zie Leviticus 25)

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 114: 2,3
Aan het eind: Psalm 105: 21

  1. Bespreek de voorstudievragen.
  2. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen op de website.

(HVB)

Tags

Categories