Inleiding op de schetsen 19 en 20
Net als in het vorige ‘seizoen’ werken we voor de Bijbelse geschiedenis niet precies op volgorde de Bijbelboeken door. Wel pakken we de draad weer op na Exodus, maar we slaan de boeken Leviticus, Numeri en Deuteronomium voorlopig over (al verwezen we in de schetsen 13 en 14 daar wel een paar keer naar). We willen ‘de vaart erin houden’ en bespreken daarom in de schetsen 19 – 22 het boek Jozua: hoe God zijn volk het land Kanaän binnenbracht en als ‘erfdeel’ in bezit gaf.
Schets 20 – De eerste stappen in het beloofde land
Jericho, waar de muren ‘zomaar’ omvallen — Ai, dat pas veroverd kan worden als de ban wordt weggedaan — de verbondsvernieuwing bij de Ebal en de Gerizim — de list van de Gibeonieten:
Ups en downs. De ‘ups’ zijn vervulling van Gods beloften; de ‘downs’ zeggen vooral wat over gebrek aan toewijding van de kant van mensen.
Voorstudie
Lees in de week voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.
- De val van Jericho: Jozua 5:13 – 6:27
- (5:13 – 6:5) De aanvoerder van Gods legermacht neemt de leiding. Wat hij zegt, is de boodschap van de HERE zelf (zie vs. 2). Wat belooft Hij? Wat moeten de Israëlieten doen: de priesters, het volk? Wat zal er op de zevende dag gebeuren?
- (6-16, 20-21) Jozua geeft de aanwijzingen door aan priesters en volk, en de inname van Jericho verloopt precies volgens het plan. Vertel de details ervan in eigen woorden na.
- (17, 22-23) De verspieders lossen hun eed aan Rachab in. Wie worden gered? En waar worden ze (voorlopig) heengebracht?
- (18-19) Een ernstige waarschuwing: wat mogen de Israëlieten niet doen? En wat zal er gebeuren als ze het toch doen?
- (26-27) De vloek die Jozua uitspreekt over de herbouw van Jericho: wat houdt die in? Weet je ook wanneer die vloek is uitgekomen?
- Achan: Jozua 7
- (1-5) De nederlaag bij Ai. In vs. 1 lees je de oorzaak, maar alleen Achan wist ervan. En dan opeens die nederlaag: voel je de verbijstering? Lees hierbij eens Psalm 44: vs.1-9 weerspiegelt de vreugde om de inname van Jericho, 10-17 de verbijstering om Ai.
- (6-9) De klacht van Jozua: op sommige punten herinnert die aan woorden van Mozes in Exodus 32:11-13 en in Numeri 14:13-16. Maar welk element ontbreekt hier?
- (10-12) Het antwoord van de HERE klinkt ook beschuldigend naar Jozua toe. Denk er eens over na: had hij dan (als knecht van de HERE, als leider van Israël) iets fout gedaan?
- (13-18) De loting: waarschijnlijk d.m.v. de urim en de tummim (zie Numeri 27:21). Eerst moeten de Israëlieten zich heiligen. Waarom, denk je? Uitvoerig wordt verteld hoe het net zich steeds nauwer sluit. Waarom zou Achan niet meteen zelf naar voren gekomen zijn?
- (19-26) Achan bekent, het gebannene wordt opgegraven en voor de HERE uitgespreid. Dan volgt de voltrekking van de straf; geef aan hoe (in volgorde). Hoe kijk jij daar tegenaan?
- Ai veroverd en verwoest; de Ebal en de Gerizim: Jozua 8
- (1-9) “Vrees niet en wees niet verschrikt.” De HERE bemoedigt Jozua weer en ontvouwt het krijgsplan. Jozua doet weer waar hij goed in is (zie 11:15): het volk leiden in het precies opvolgen van Gods aanwijzingen. Wat houdt het krijgsplan in?
- (10-23) Het verloopt precies volgens plan. Wat moet Jozua doen (18)? Hoe lang moet hij dat volhouden (26)? Herinner je je zoiets eerder in de geschiedenis? Zou Jozua het zich ook herinneren?
- (24-29) Wat doen de Israëlieten met Ai? En met de koning van Ai?
- (30-35) Net als in Gilgal (schets 19) is de plechtigheid op de berg Ebal (tegenover de Gerizim) een ‘verbondsvernieuwing’: een onderstreping van het Sinaïverbond. Lees hierbij wat Mozes al had bevolen in Deuteronomium 27:
– 30-32 corresponderen met Deut. 27:1-8; welke drie elementen vind je in beide? Wat zal Jozua opgeschreven hebben?
– 33-35 corresponderen met Deuteronomium 27:11-26. Wat wordt er op de Gerizim uitgesproken, wat op de Ebal? Door wie?
– Wat zal Jozua voorgelezen hebben (34-35)?
- De Gibeonieten: Jozua 9
- (1-13) De vijanden gaan samen de strijd aan, behalve Gibeon. Ga na: wat weten zij (9b-10)? Wat is de list? Wat vragen zij?
- (14-21) De Israëlieten geloven het verhaal niet zomaar (7) maar waardoor laten ze zich overtuigen? Waar zit de fout? Wat hadden ze (en vooral: wat had Jozua) moeten doen?
Konden/mochten ze dit nog terugdraaien?
- (22-23) Jozua vraagt rekenschap. Maar spreekt meteen al een vervloeking uit; wat houdt die in?
- (24-25) Zij stemmen ermee in. Wat weten en geloven zij namelijk? Wat accepteren zij in feite?
- (26-27) Wat wordt hun taak “tot op de huidige dag”? Wat betekent dat voor hun eigen godsdienst? Wij zeggen weleens dat God soms ‘met kromme stokken rechte slagen slaat’; bedenk of dit een mooi voorbeeld is, en waarom.
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 44:1-3
Aan het eind: Psalm 97:4,5
- Bespreek de voorstudievragen.
- Kijk ook naar de tips en aanvullingen op de website.
(HVB)