In de Bijbel lezen we over verbondsvernieuwingen.
[Een raar woord, niet? Als je een keer een verbond sluit, dan is dat er toch! Hoe zo, verbondsvernieuwing?Denk maar in de richting van een opfrisser: er nieuw leven in blazen. Ongeveer te vergelijken met wat sommige stellen met hun huwelijk proberen, wanneer ze al jaren getrouwd zijn en hun huwelijk aanvoelt als een sleur, of zelfs als een last.]
Hieronder beperken we ons tot de periode van de uittocht uit Egypte en de intocht in Kanaän: na de grote verbondssluiting op de Sinaï (Exodus 19-24, vooral 24:3-8) wordt dat verbond een paar keer vernieuwd, met heel verschillende aanleidingen.
- Na de zonde met het gouden kalf maakt de HERE Zelf een eind aan het verbond (Exodus 32:33-33:3, vooral 33:3): Hij gaat niet langer met Israël mee. Maar nadat Mozes voor het volk heeft gepleit, zegt de HERE dat Hij toch weer een verbond sluit (34:8-9), en de Tien Woorden van het Verbond worden opnieuw opgeschreven (34:28).
Je zou kunnen zeggen: Israël, als Gods bruid, heeft overspel gepleegd, maar toch neemt de HERE haar opnieuw tot vrouw. Hier lezen we over een heel radicale vernieuwing van het Verbond, zo radicaal als alleen de HERE dat kan doen in zijn goedertierenheid en trouw (Exodus 34:6-7). - Een ander soort verbondsvernieuwing staat in Deuteronomium. Dat boek is in z’n geheel een document van verbondsvernieuwing. Een belangrijk aspect van deze vernieuwing is dit:
De Israëlieten komen in een nieuwe situatie, ze staan op het punt de woestijnreis te beëindigen en te gaan wonen in vaste steden. Met het oog daarop worden allerlei bepalingen uit het verbond opnieuw geformuleerd en toegespitst op die nieuwe situatie.
Een voorbeeld: in het tiende gebod lees je in Deuteronomium (5:21 ook over het huis en de akker van de naaste; die waren in de situatie van Exodus (20:17) nog niet aan de orde.
Hier is dus geen sprake van een nieuwe start na verbondsbreuk, maar van aanpassing aan de nieuwe situatie. - In Deuteronomium wordt ook opdracht gegeven om regelmatig het verbond te vernieuwen; de eerste keer al kort na de aankomst in Kanaän, op de Ebal en de Gerizim (Deuteronomium 27:1-26). Dan moet niet alleen de verbondswet opnieuw gelezen worden, maar het volk moet daar ook nadrukkelijk mee instemmen, met een twaalfvoudig ‘amen’.
Deze verbondsvernieuwing is dus niet omdat het verbond verbroken was, maar omdat wij mensen het zo gemakkelijk vergeten, en omdat nieuwe generaties het ook goed moeten weten.
Ook later lezen we weer van verbondsvernieuwingen, met weer een ander karakter. Bijvoorbeeld bij koning Josia (2 Kronieken 34:29-32) en bij Nehemia (Nehemia 9:38-10:39). De reden voor deze vernieuwingen was dat Israël eerst ernstig en grondig het verbond had verbroken, maar dat ze weer wilden terugkeren, zich wilden bekeren tot de HERE hun God.
(JPCV)