Een boek met boodschappen
Op het eerste gezicht is het boek Richteren een simpel verslag van de geschiedenis: Eerst gebeurde dit… en toen dat… en daarna kwam richter X…, enzovoorts. Zo lineair wordt het vaak verteld in kinderbijbels en op de basisschool. Maar als je goed kijkt, klopt dat niet. Want aan het eind, in hoofdstuk 20:28 komt ineens Pinehas voor, een kleinzoon van Aäron. Dat moet dus nog aan het begin van de richterentijd zijn. (Zie ook de aanvulling: Tijdverloop in Richteren)
We ontdekten dat er meer aan de hand is. De schrijver heeft de volgorde geen geweld aangedaan, maar hij vertelt de geschiedenis op zo’n manier dat hij er een extra boodschap aan meegeeft. De hoofdboodschap is al gauw duidelijk: het ging niet goed met Israël. Je ziet ook dat naar het eind toe de kleur steeds donkerder is). Maar daarnaast geeft hij nog meer boodschappen.
Eerst een vraag vooraf: weet je waar het op uitloopt in Richteren? De laatste hoofdstukken, 19-21, horen bij de minst-bekende Bijbelverhalen. Ze lijken ook te erg om te vertellen aan kleine kinderen. Maar lees ze! Dan schrik je ervan hoe Israël is weggezakt naar het niveau van Sodom en Gomorra, met groepsverkrachting, burgeroorlog, uitroeiing van Israëlieten en groepsontvoering tot gevolg. En als het er op aankomt, zijn de hoofdstukken 17-18 niet minder zwart.
Structuur
De belangrijkste structuur van het boek is dit:
- 1 Inleiding
- 1 Geen ijver voor verdere verovering
- 2 Ontrouw aan de HERE
- 2 Richters
- 3 Uitleiding
- 1 Begin van beeldendienst
- 2 IJver voor burgeroorlog
Let op hoe begin en eind bij elkaar horen; ze zijn elkaars spiegelbeeld. De schrijver suggereert zo: die slapheid aan het begin en de dieptepunten aan het eind van het boek typeren het grote probleem in de hele Richterentijd.
Het middenstuk, dat vertelt over de Richters, lijkt een simpele rechttoe rechtaan structuur te hebben. Rondom de zes “grote” richters (Otniël, Ehud, Debora & Barak, Gideon, Jefta, Simson) zie je steeds dezelfde cyclus: afval – optreden van een richter – bevrijding – rust. Tussendoor wordt er dan iets verteld over de “kleine” richters: Samgar, Tola, Jaïr, Ibzan, Elon, Abdon.
Tendenzen
Maar in dit middendeel zit een ontwikkeling: van goed naar slecht, of zelfs van kwaad tot erger. Een paar voorbeelden:
- Over de eerste richter, Otniël, kun je geen kwaad woord zeggen: hij doet wat er moet gebeuren, en verlost Israël. Maar bij de laatste, Simson (pocher, vechtjas, vrouwenjager), kun je haast niets goeds aanwijzen.
- Na Otniël, Ehud en Debora krijgt het land rust. Maar daarna lees je er niet meer over.
- De vijanden die door de eerste richters worden verslagen, komen nooit meer terug. Maar Jefta en Simson bestrijden wel de Ammonieten en de Filistijnen, maar die blijven terugkomen. Ook later moeten Saul en David die volken nog bevechten.
- Aan het begin wordt verteld dat Israël weinig presteerde in het verder veroveren van de steden van de Kanaänieten (wat de HERE ze had opgedragen). Maar let eens op hoe succesvol ze zijn in het bestrijden en doden van de eigen volksgenoten. Dat begint al in hoofdstuk 8 en vindt zijn toppunt in de laatste hoofdstukken.
Er zijn meer van deze ontwikkelingen te noemen. Soms ook binnen een hoofdstuk of enkele hoofdstukken. Let er maar op. En bedenk dan ook: wat leren we ervan? Wat zegt het ons, vandaag? Zijn wij beter?
(JPCV)