Schets 25: Leven in verwachting van Christus’ komst

S

1 Tessalonicenzen 1-3 was vol van dank, blijdschap en bemoediging. Nu volgen twee hoofdstukken vol vermaningen. Een ‘koude douche’, ‘de aap uit de mouw’? Als je het zo leest, heb je iets niet begrepen…

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. 1 Tessalonicenzen 4:1-12: Steeds heiliger
    a. (1-2) ‘Broeders’: let erop hoe vaak de schrijvers (Paulus, Silas en Timoteüs) dit woord gebruiken! Het gaat om een geestelijke familieband: de Here Jezus heeft de zijnen bij elkaar gezet, als zijn familie. Ervaar jij dat ook zo in de kerk?
    De apostelen herinneren hen aan voorschriften; van wie kwamen die eigenlijk? Probeer de ‘toon’ te proeven: is die positief of negatief (‘denk erom dat je dit doet, want anders…’)?
    b. (3-8) Een belangrijk voorschrift: wat wil God bij hen – en ons – zien? [N.B.: ‘zijn vat verwerven’ (NBG’51) of ’zijn lichaam bezitten’ (HSV) slaat op je seksualiteit]. Geef vs. 6 in eigen woorden weer. Wat heeft de Heilige Geest (8) hiermee te maken?
    c. (9-10a) Broederliefde: In de vorige hoofdstukken prees Paulus zijn lezers daar al voor. Maar ook wij worden hier aangesproken: ook wij hebben het van God geleerd. Kijk naar Hem, hoe Hij ons liefheeft en volg Hem daarin (bijvoorbeeld: Johannes 13:1-17). Hoe kun je die liefdevolle houding versterken?
    d. (10b-12) Opdracht voor ons: gedraag je waardig tegenover buitenstaanders, en zorg dat je niemand onnodig tot last bent. Hoe pas je dat zelf toe? Waarom is dit belangrijk, denk je?

Bij vraag 2 en 3: Het uitzien naar Christus stond al steeds op de achtergrond (1:10, 2:19, 3:13), maar nu staat het centraal. Er waren uit de gemeente vragen gekomen:
(1) Wat gebeurt er met de gestorven gelovigen: zijn zij er straks niet bij als Jezus terugkomt?
(2) Wanneer komt Hij terug?

  1. 1 Tessalonicenzen 4:13-18: Blijde hoop, ook bij het sterven
    a. (13-14) Wat antwoordt Paulus op de eerste vraag (vs.14)?
    b. (15-18) Hij geeft details. Zeg in eigen woorden wat hij vertelt over (1) degenen die ‘in Christus gestorven’ zijn; (2) de christenen die bij de wederkomst nog leven; (3) hen samen. Zie jij ernaar uit?
    c. (Lees 1 Kor. 15:20-28) Wat vertelt Paulus aan de Korintiërs – en ons – over Christus bij zijn terugkomst? Ga na wat er met zijn koninklijke waardigheid gebeurt. En met zijn vijanden.
    d. (Lees Openbaring 21:1-8) Wat vertelt de stem vanuit de troon (3-4) en wat vertelt Jezus zelf (5-6) over de nieuwe hemel-en-aarde. Wat spreekt je hierin het meeste aan?
    Wat zal er gebeuren met de gelovigen (7)? En met de anderen (let op de namen die zij hier krijgen)?
  2. 1 Tessalonicenzen 5:1-11: Wees nuchter en waakzaam
    a. (1-3) Antwoord van Paulus op de tweede vraag (vs.2): Jullie weten heel goed… (dat hoorde blijkbaar al bij het eerste onderwijs). Wat had de Here Jezus er zelf over gezegd (Matteüs 24:43-44)? Waarom past de vergelijking in vs. 3 daar goed bij?
    b. (4-7) Wat is het verschil tussen de ‘broeders’ en de anderen? Wat zou hier bedoeld zijn met ‘licht’ en ‘dag’? Probeer dat nog verder in te vullen vanuit 2 Korintiërs 6:14 en Efeziërs 5:8-9.
    c. (8) Een ander beeld: een soldaat in zijn wapenrusting. Wat is de overeenkomst met ‘kinderen van het licht en van de dag’? Waarvan zijn harnas en helm een beeld? Herken je dit drietal?
    d. (9-10) Het evangelie in een notendop; zeg het na in eigen woorden. Is het voor jou ook een blij vooruitzicht? Waarom wel/niet?
  3. 1 Tessalonicenzen 5:12-28: Leef in vrede en liefde met elkaar
    Vier adviezen voor alle gelovigen (a t/m d):
    a. (12-13) Hoe moet je je gedragen tegenover leiders in de gemeente en hen die voorbeeldig trouw aan de Here zijn? En tegenover de anderen?
    b. (14-15) Hoe moet je je gedragen tegenover: ondeugden, tobbers, zwakken, enz.? Hoe doe je dat zelf, en hoe zou het beter kunnen?
    c. (16-18) “Verblijdt u te allen tijde”: is dat een moeilijke opgave? Als je veel problemen hebt…: “dankt onder alles”? Begin dan met het tweede: “Bidt zonder ophouden” (misschien is dat iets wat je vaak vergeet…) en vraag de Here of Hij je die blijdschap wil leren.
    d. (19-24) Hoe leer je goed en kwaad te onderscheiden? En het goede te doen? In elk geval is dit ook een oproep tot serieus Bijbellezen! Hij, de God des vredes, zal dat belonen. Hoe?
    e. (25-28) Belangrijk: bid voor elkaar. Dan kan de Here je ook gebruiken om zijn liefde aan elkaar door te (blijven) geven. Bijvoorbeeld: maak een (klein) lijstje van mensen voor wie je in de komende tijd speciaal gaat bidden.

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 118:5,9
Aan het eind: Psalm 133.

  1. Bespreek de voorstudievragen.
  2. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen.

Tags

Categories