Schets 26: Standvastig en heilig toeleven naar Christus’ komst

S

Heerlijk: we mogen in blijde verwachting toeleven naar de wederkomst van de Here Jezus op de wolken. Toch hadden de Tessalonicenzen daarover nog een paar serieuze vragen:
(1) Kan Hij nu, elk moment, komen? Of moeten we ons instellen op een langere tijd van uitzien?
(2) Hoe vul je die tussentijd dan in?

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. 2 Tessalonicenzen 1:1-7 en 2:13-17: Dankbaarheid voor geloof en oproep om vol te houden
    a. (1:1-4) Deze verzen lijken veel op het begin van 1 Tessalonicenzen. Kijk eerst naar de aanhef (vs. 1-2); wat is het verschil? Vergelijk ook vs.3-4 met vs.2-3 in de eerste brief: wat is gelijk gebleven, wat is er veranderd?
    b. (1:5-7) Waarvan is deze situatie een bewijs, volgens Paulus?
    c. (2:13-14) Deze verzen grijpen terug op 1:5-7 en op de eerste brief, 1:4-5 (zie schets 24, 1b). Als je deze drie teksten samenneemt, wat ziet Paulus bij hen en welke conclusie trekt hij vervolgens over Gods doel met hen?
    d. (2:15-17) Coach Paulus prijst en bemoedigt de Tessalonicenzen niet alleen, hij vuurt ze ook aan om te blijven volhouden. Wat moeten zij vooral doen? En wat zullen dan God de Vader en de Zoon doen? Wat hebben Zij al voor hen gedaan?
    e. Herken je hier je eigen gemeente? En jezelf? Waarin wel/niet?
  2. 2 Tessalonicenzen 1:7b-12: Verdrukkers en verdrukten op de jongste dag
    a. (7b-9) Als Jezus terugkomt: hoe verschijnt Hij? Wie zal Hij straffen, en wat zal hun straf zijn?
    b. (10) Wat gebeurt er op die dag met de gelovigen?
    c. (11) Wat doen de schrijvers zelf, en wanneer? Waarvoor bidden zij? Waaraan denk je bij ‘volmake’?
    d. (12) Wat zien zij als het grote doel? En wat benadrukt het woord ‘genade’ nog eens?
  3. 2 Tessalonicenzen 2:1-12: De Wetteloze.
    a. (1-3a) Blijkbaar zijn er mensen in Tessalonica, die de gemeente in verwarring brengen. Ze beroepen zich op iets wat de apostelen gezegd of geschreven hebben, maar geven er een eigen draai aan. De Here had daar zelf al voor gewaarschuwd: lees Matteüs 24:4, 11, 24 en Lucas 21:8. Wat beweren zij?
    b. (3b-5) Wie moet er eerst komen? En wat zal hij doen?
    c. (6-8) Maar hij wordt nog tegengehouden. Waardoor? Je kunt het beste denken aan Gods plan, en zijn engelen, die het werk van de duivel en zijn ‘engelen’ tegenhouden. Al is het ‘geheimenis der wetteloosheid’ al wel in werking; kun je in onze tijd iets daarvan aanwijzen? Maar als de tijd daar is (vgl. Efeziërs 6:11-12), krijgt hij nog even ‘vrij spel’. Hoe komt daar al gauw een eind aan? Lees hierbij ook de Aanvulling: ‘Christelijke toekomstverwachting’.
    d. (11-12) Wat je hier leest, is herkenbaar in onze tijd. Probeer dat aan te wijzen. Hoe raakt dat jou zelf?
  4. 2 Tessalonicenzen 3: Afronding: bemoediging, vermaning, groeten
    In dit hoofdstuk komen veel onderwerpen uit deze en de vorige brief weer even terug. Lees de vaak korte opmerkingen en aanwijzingen nog eens aandachtig; ze slaan ook op jou en mij.
    a. (1-5) Verzoek van de apostelen om voor twee dingen te bidden. Verder gaat het over trouw: van de Here en van ons. En weer over gehoorzaamheid, liefde en volharding. Vertel waar het concreet om gaat.
    b. (6-12) Welk ongeregeld gedrag moet worden tegengegaan? (Vgl. schets 25, 1d)
    c. (13-15) Hoe ga je om met mensen die ongehoorzaam zijn aan de apostolische vermaningen?
    d. (16-18) Welke twee gaven van God worden weer aan de gemeente toegewenst? Leg uit wat die uitwerken in de gemeente.

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 49:1,3
Aan het eind: Psalm 49:5

A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen.

Tags

Categories