Schets 27: Globaal overzicht van de Richterentijd

S

Inleiding

Een nieuwe serie schetsen, over het Bijbelboek Richteren. Het is het vervolg op Jozua (schetsen 19-22); daar lazen we hoe Israël onder leiding van Jozua het Beloofde Land in een paar snelle veldtochten veroverd heeft. De HERE had hun opgedragen de Kanaänitische inwoners helemaal weg te vagen: zijn straf op hun goddeloosheid. In sommige streken is dat tijdens zijn leven inderdaad gebeurd. Ze hadden voorlopig al genoeg leefruimte. Maar overal om hen heen woonden ook nog heidenen. Het werk was nog lang niet af. Daar begint Richteren: de stammen moeten het erfdeel dat de HERE hun toegewezen heeft, nu echt in bezit gaan nemen.

Schets 27: Globaal overzicht van de Richterentijd

In deze schets bespreken we de militaire en politieke situatie (1:1–2:5) en de geestelijke toestand van Israël (2:6-3:4) in de Richterentijd. We zien hoe het karwei wordt aangepakt – en stagneert. We zien ook wat dat voor gevolgen heeft en hoe de HERE erop reageert.

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

  1. Richteren 1:1-20: Eerste erfdeel in bezit genomen
    a. (1-3) Welke stam wordt als eerste door het lot aangewezen? Ze vragen een andere stam mee; welke? (De kleinste stam, zoals blijkt uit Numeri 26. Lees over hun achtergrond ook Genesis 49:5-10).
    b. (4-7) Ze verslaan de Kanaänieten, om te beginnen bij Bezek. Wat doen ze met Adonibezek (= heer van Bezek) en wat vind je daarvan?
    c. (8-17, 20) De veldtocht verloopt voorspoedig. Aan wie was Hebron beloofd en wanneer (zie Jozua 14:6-15)? Herken je 12-15? (Zie Jozua 15:16-19 en schets 22). Wie zijn Sesai, Achiman en Talmai? (Zie Numeri 13:25-33)
    d. (18) Ken je de plaatsnamen? (Wie wonen daar later, in de tijd van Saul en David?)
    e. (19) Waarom slaagt Juda niet in zijn onderneming? Toch was dat eerder (Jozua 11:4-8) geen verhindering voor een grote overwinning; hoe moet je die onmacht beoordelen? Vgl. Jozua 17:18b.
  2. Richteren 1:21-36: De andere stammen
    a. (21) Wat doet Benjamin met Jeruzalem? [Opm.: Jeruzalem bestond waarschijnlijk uit twee delen. Juda heeft de zuidwestelijke stad veroverd en verbrand (zie vs. 8). Ten oosten daarvan was een sterke vesting, net in het stamgebied van Benjamin.] b. (22-26) “De HERE was met hen”: betekent dit dat hun strategie ook oké was?
    c. (27-33) Een hele reeks namen (Gezer: de grootste stad in de omgeving): veel stammen hebben de inwoners niet verdreven. Wat doen Manasse, Efraïm, Zebulon, Aser en Naftali later, als Israël sterk geworden is, wel? Maar wat is het risico van het wonen te midden van die heidenen?
    d. (34-36) De Danieten laten zich door de Amorieten de bergen in jagen; een groot vlak gebied blijft bewoond door heidenen. Wat zegt dit over de Danieten?
  3. Richteren 2:1-5: De HERE spreekt. En het volk …?
    a. (1-2) Een korte weergave van de verbondsafspraken tussen de HERE en zijn volk. Hij van zijn kant heeft Zich eraan gehouden; wat deden zij? Lees ook Deuteronomium 7:1-6 en geef de afspraken in eigen woorden weer.
    b. (3) In drie zinnen wordt de straf op Israëls ongehoorzaamheid aangekondigd. Welke straf? Wat betekent het dat de afgoden een valstrik zullen zijn?
    c. (4-5) Wat is de reactie van het volk? Ze doen twee dingen. Maar over welke noodzakelijke actie lees je niets?
  4. Richteren 2:6 – 3:4: In de valstrik gelopen
    a. (2:6-12) Een terugblik (gedeeltelijk een citaat uit Jozua 24). Hoe gedroegen de tijdgenoten van Jozua en ‘zijn’ oudsten zich? Maar de volgende generatie: wat/Wie kennen zij niet meer (2 antwoorden)? En wat doen ze?
    b. (13-16) Hoe reageert de HERE en wat is het gevolg voor Israël?
    c. (17-19) Toch, onverwacht en onverdiend, geeft Hij weer uitkomst. En hoe reageert het volk dan op de verlossing? – Dat herhaalt zich dus, keer op keer. Benoem de onderdelen van deze cyclus!
    d. (20-23) De volgende oordeelsaankondiging; wat houdt die in? Toch is het niet alleen oordeel. Het is ook een proef; wat is de bedoeling daarvan?
    e. (3:1-4) Nog een reden waarom de HERE niet alle heidenvolken meteen verjoeg: wat moeten Israëls volgende geslachten leren (2)? En wat moet bij hen blijken (4)? Hier klinkt heel duidelijk ook een boodschap voor ons; welke?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 81:1,4-6
Aan het eind: Psalm 81:9-12

  1. Bespreek de voorstudievragen.
  2. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen op de website.

Tags

Categories