Het erfdeel van Dan

H

(I Bij schets 32: Simson)

Een mooi stuk Kanaän

Toen Jozua het land Kanaän verdeelde, kreeg ook de stam Dan een eigen gebied toegewezen.

Op een kaart ziet het er niet groot uit, veel kleiner dan het gebied van Juda of Efraïm. Maar dat betekende niet dat ze slechter af waren. De gebieden van Juda en Efraïm waren voor een groot deel woestijnachtig of bergachtig, maar Dan kreeg een deel van de vruchtbare vlakte langs de Middellandse Zee, de Sjefala. Met daarbij de enige goede zeehaven in het land, Joppe (=Jaffa). Zie Jozua 19:40-46.

Een moeilijk erfdeel?

Dat gebied voor Dan was niet zonder problemen. Er waren ook anderen die daar graag wilden wonen: heidenvolken waarvan de HERE had gezegd dat die moesten worden verdreven en uitgeroeid. Toen kwam het er op aan: durfden de Danieten de strijd aan, in het vertrouwen dat de HERE hen zou helpen? Naar menselijke berekening hadden ze niet veel kans: de Amorieten in de vlakte waren sterk, ze hadden ijzeren strijdwagens (Jozua 16:16; Richteren 1:19). En in die buurt woonden ook de strijdbare Filistijnen. Zo werd de stam Dan door de HERE getest, op de proef gesteld: vertrouwden ze Hem, of niet?

Gebrek aan moed

Dan slaagde niet voor de test. Richteren 1:34 vertelt: “De Amorieten drongen de Danieten het gebergte in, want ze lieten hen niet toe in de vlakte af te dalen”. De Amorieten bleven dus wonen in steden die aan Dan waren toegewezen. Daarnaast pikten de Filistijnen een deel in, zoals Ekron en Timna (vgl. Jozua 19:42 met Richteren 14:2 en 1 Samuel 5:10).

Vergelijk dit ook eens met Richteren 1:35: De stammen Manasse en Efraïm deden evenmin wat de HERE hun gezegd had: ook zij verdreven de Amorieten niet uit hun gebied, maar onderwierpen hen wel. Bij Dan gebeurde het omgekeerde: de Filistijnen kregen het er voor het zeggen.

(II Bij schets 33: Micha, Jonatan en de Danieten)

Eigen alternatief

Dan hield maar een klein leefgebied over, terwijl het toch één van de grootste stammen was (Numeri 26:42-43). Toen zochten ze hun eigen oplossing; zie Richteren 18. Ze gingen op zoek naar een eigen gebied, buiten het gebied dat de HERE aan Israël had toegewezen, ten noorden van de stam Naftali. Daar vonden ze een zwak verdedigde stad; ze veroverden die stad (Laïs), moordden ze uit en gingen er zelf wonen. Ook verder gingen ze hun eigenzinnige gang, met een eigen beeldendienst en een priesterdynastie.
Een deel van de stam bleef nog in het oorspronkelijke gebied: de richter Simson kwam daar vandaan.

De afloop

Hoe liep het af met Dan? Slecht. Je zou kunnen zeggen: ze worden doodgezwegen. In 1 Kronieken staan allerlei geslachtsregisters van Israëlieten die na de ballingschap terugkeerden naar Kanaän, maar daarin wordt niemand vermeld uit de stam Dan. Ook in het Nieuwe Testament, in Openbaring 7:5-8, staat een opsomming van de stammen van Israël, maar Dan ontbreekt (zowel Jozef als Manasse staan in die lijst, en zo zijn het daar toch weer 12 namen). Eigenlijk is het laatste wat de Bijbel vertelt over de stam Dan, wat we lezen in Richteren 18:30: “totdat de bevolking in ballingschap werd weggevoerd”. De ballingschap: het einde van hun zelfgekozen weg.

(JPCV)

Tags

Categories