Als je het hele boek Richteren leest, schrik je van het optreden van sommige richters: Gideon die een afgodsbeeld maakt (9:27), Jefta die tegen een broederstam oorlog voert en tienduizenden Efraïmieten doodt (12:4-6), Simson die zich door allerlei vrouwen laat verleiden (14:3; 16:1,4)!
Zagen we hen niet vooral als lichtende voorbeelden? Helden, die de Israëlieten van hun vijanden verlosten en naar de HERE terugbrachten? En zien we in hun gedrag en motivatie niet juist ook een neergaande lijn?
Toch worden zij later in de Bijbel genoemd als geloofsgetuigen. Kijk maar in Hebreeën 11: daar staat over hen en anderen, dat zij “door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend” hebben (11-32-33). Is het plaatje dat we hierboven schetsten, dus niet veel te negatief?
We zullen Hebreeën 11 wel goed moeten lezen. In dat hoofdstuk staat niet dat deze mensen zelf zo goed waren, dat hun gedrag zo’n geweldig voorbeeld voor ons zou zijn. Dit hoofdstuk heeft vanaf het begin een ander gezichtspunt. Elk onderdeel heeft het stramien van: “Door het geloof heeft (X) zo-en-zo gedaan. Maar daarmee wordt niet gezegd dat die persoon verder zo’n geweldig voorbeeld was.
Laten we, omdat we over hun leven zo weinig van hen weten, Abel en Henoch (vs. 4-6) even overslaan. Maar het vervolg zou je zo kunnen aanvullen:
- Door het geloof heeft Noach de ark gebouwd – al maakt dat zijn dronkenschap (Genesis 9:20-21) nog niet goed.
- Door het geloof ging Abram gehoorzaam op reis naar Kanaän – maar dat hij om zijn eigen hachje te redden loog over Saraï, en haar veiligheid op het spel zette (Genesis 12:14-20), getuigde dat niet juist van gebrek aan vertrouwen op de HERE?
- Door het geloof heeft Sara kracht ontvangen om moeder te worden – maar toen de HERE dat aankondigde, had ze alleen al om het idee gelachen (Genesis 18:13-15).
- Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Esau zijn zegen gegeven – maar tegelijkertijd ging hij opzettelijk tegen Gods keus (Genesis 25:23) in; dat Jakob toch de ‘grote’ zegen kreeg, lag niet aan hem.
- Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder van de zonen van Jozef gezegend – maar eerder in zijn leven was hij een listige bedrieger, die meer op eigen handigheid dan op God vertrouwde.
Zo kun je ook aanvullen bij die richters die in Hebreeën 11 worden genoemd:
- Door het geloof heeft Barak met zijn zwakke leger de strijdwagens van Sisera durven aanvallen en verslaan – maar toen Debora daar namens de HERE opdracht voor gaf, had hij zich wel kleingelovig getoond.
- Door het geloof kon Gideon optreden tegen een enorme overmacht – maar daarvoor was hij alsmaar aan het twijfelen, en daarna maakte hij zelfs een afgodsbeeld.
- Door het geloof heeft Jefta de Ammonieten kunnen verslaan – maar dat betekent nog niet dat de burgeroorlog tegen Efraïm een geloofsdaad was.
- Door het geloof heeft Simson als laatste daad van zijn leven de Filistijnen een grote slag toegebracht – maar daarvoor was hij een opschepper en vrouwenjager die Gods gave vooral voor eigen doeleinden gebruikte.
Zwakt dit het getuigenis van over hun geloof af? Toch niet. De mensen die daar in Hebreeën 11 genoemd worden, waren zwakke en zondige mensen, net als wij. Maar door de werking van Gods Geest – door het geloof – waren ze tot uitzonderlijke dingen in staat. Zoals Paulus schreef vanuit de gevangenis: Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft (Fil. 4:13).
(JPCV)