Schets 30: Abimelek

S

Inleiding

Deze schets gaat over Gideons zoon Abimelek in Sichem (Richteren 9). De meeste kinderbijbels vertellen dit verhaal niet, en van die Abimelek heb je misschien nog nooit gehoord, maar ook Richteren 9 heeft een boodschap voor ons. En een dringende vraag: God met ons, ja – maar blijven wij wel bij Hem?

Schets 30: Abimelek

Hij was geen richter, verloste de Israëlieten niet van vijanden, bracht hen ook niet tot nieuwe toewijding aan de HERE. Waarom staat hij eigenlijk in het boek Richteren? Probeer zelf eens te ontdekken hoe de HERE hier, midden in die nacht van menselijk en duivels geweld, toch het onrecht vergeldt en de weg naar zijn grote toekomst openhoudt. Dat geldt ook vandaag: ook nu kan het onrecht schrijnend zijn, maar laat je bemoedigen en zie uit naar de HERE (Maleachi 3:16-18).

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

1. Richteren 8:29 – 9:15: Opvolger van Gideon

  1. (8:29-32) Wijs aan waarin dit een ‘logisch’ vervolg is op de vorige verzen: (1) geen koning, maar…; (2) de HERE dienen, maar ook…
  2. (33-35) Zie je hoe de Israëlieten deze twee lijnen doortrekken?
  3. (9:1-6) Abimelek (half-Israëliet, half Kanaäniet: Sichem was nooit veroverd door Israël) bewerkt de familie van zijn moeder om voor hem te lobbyen bij de burgers van Sichem. Met welk argument? Werkt het? Wat gebeurt er met de andere zonen van Gideon?
  4. (7-15) De ‘fabel van Jotam’: vertel hem in eigen woorden na. Wat noemen olijf, vijgenboom en wijnstok als argument om het aanbod te weigeren? Wat vind je van het antwoord van de doornstruik?

2. Richteren 9:16-38: Abimelek en Sichem van elkaar vervreemd

  1. (16-22) Toepassing van de fabel door Jotam:
    (1) Als het terecht is (‘eerlijk en oprecht’) dat je Abimelek koning gemaakt hebt, dan…; (2) maar zo niet, dan… – Vul maar in (en vergelijk daarbij (2) nog even met de doornstruik).
  2. b(23-25) De vloek treedt in werking. Wanneer? Wie is de handelende persoon? En wat verandert er?
    Wat doen de burgers van Sichem?
  3. (26-34) Gaäl presenteert zich in Sichem als concurrent van Abimelek. Wat is zijn argument? Wat doet Zebul vervolgens? Waar is Abimelek intussen zelf? Zie vs. 40.
  4. (35-38) Abimelek in actie; wat doet hij? En Gaäl en Zebul? Geef het gesprek in eigen woorden weer (inclusief de ironie).

3. Richteren 9: Sichem verwoest, Abimelek gedood

a. (39-41) Volg de afrekening met Gaäl, door Abimelek en Zebul.
b. (42-45) Het bleek al uit vs. 6 dat Sichem bestond uit een benedenstad met daarbij een versterkte bovenstad (Bet-Millo). De mensen van Sichem (de benedenstad) gaan op weg naar hun akkers. Beschrijf wat Abimelek achtereenvolgens doet. Waarom zout (45), denk je?
c. (46-49) In Sichem-Toren woont de elite van de stad; daar staat ook de tempel van Baäl-Berit, waarschijnlijk een sterke vesting. Wat doet Abimelek met zijn leger?
d. (50-54) Het is niet duidelijk wat Tebes ermee te maken heeft; misschien is die stad ook tegen Abimelek in opstand gekomen. Wat doet Abimelek daar? En wat gebeurt er met hem? Waarom vraagt hij zijn wapendrager hem te doorsteken?
e. (55-57) Onthulling: wie is uiteindelijk de handelende persoon? Is Hij dan de bewerker van het kwaad?

4. Richteren 10:1-5: Twee ‘kleine richters’ na Abimelek

  • (1-2) Tola, zoon van Pua, kleinzoon van Dodo, in het gebergte van Efraïm: welke twee daden voor Israël worden hier vermeld?
  • (3-5) Jaïr in het land Gilead, aan de overkant van de Jordaan: Wat deed hij voor Israël?
    Wat wordt er nog meer over hem verteld? Wat zegt dat over hem (vgl. Gideon, 8:30)?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 94:1,2
Aan het eind: Psalm 94:6,11

A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen.

Tags

Categories