Schets 31: Jefta

S

Inleiding

Na Gideon geeft Richteren nog uitgebreid aandacht aan twee richters:
– Jefta, die in Gilead woont, in het Overjordaanse. Daar in het oosten spelen de Ammonieten al 18 jaar de baas; ze zijn nu zelfs de Jordaan overgestoken naar Juda en Efraïm.


– Simson, in het westen, waar de Filistijnen zowat de macht overgenomen hebben in Juda en Dan.
We zagen al eerder een neergaande lijn. En inderdaad, hoe deze twee richters zijn en wat ze doen: Jefta kan stevige pleidooien houden en krachtpatser Simson is goed voor een smeuïge film, maar kennen zij de HERE nog? Kunnen zij Israël wel verlossen en terugleiden tot God?
Maar let vooral op wat de HERE doet! Door die neergang heen zie je dan die opgaande lijn: hoe Hij juist zo de weg naar Christus’ komst openhoudt. Paulus vat het zo samen: “Waar de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden” (Romeinen 5:20).

Deze verhalen hebben we nodig als spiegel: om onszelf te herkennen als zondaars en de HERE als onze Redder, trouw aan zijn verbond, aan Zichzelf. Hij blijft zijn plan doorzetten, langs ongedachte wegen, om Zich uiteindelijk een toegewijd volk te maken. Door Christus.

Schets 31: Jefta

Richteren 11 en 12 presenteert ons een ambitieus man. Iemand die zijn weetje weet en die weet wat hij wil. Die gelijk heeft en dat ook graag aan anderen vertelt. Maar hij wordt er niet gelukkiger door.

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

1. Richteren 10:6-18: Weer: kwaad doen – verdrukking – roepen…

  1. (6-9) Het oude liedje. Ditmaal zijn het de Israëlieten in Gilead, “in het land der Amorieten” (8). Wat zegt deze uitdrukking over de onderlinge verhoudingen (zie ook hoofdstuk 2:1-3 en 17-22)?
    [N.B.: De Amorieten: een volk dat ze hadden moeten verdrijven, waarmee ze niet mogen samenleven. De Ammonieten: nakomelingen van Lot (zie Genesis 19:30-38), die ten oosten van Gilead wonen.]
  2. (10-14) Al 18 jaar verdrukt en vertrapt door hun buurland! Maar ze belijden dat het hun eigen schuld is. Het antwoord dat de HERE geeft, herinnert aan Richteren 6:7-10, maar wat voegt Hij eraan toe? Begrijp je dat?
  3. (15-16) Hun antwoord bestaat uit woorden en daden. Welke? Reageert de HERE daarop?
  4. (17-18) De Ammonieten trekken hun leger samen in Gilead. Hoe reageren de vorsten van Gilead?
    Een duidelijk verschil met eerder: wie roept de richter? Positief of negatief, denk je?

2. Richteren 11:1-29: Jefta – aanvoerder en onderhandelaar

  1. (1-3) Jefta is een Gileadiet. Maar één die er niet echt bij hoort. Waarom niet?
  2. (4-11) Jefta onderhandelt met de oudsten van Gilead. Zet de vragen en antwoorden op een rij: wat voor indruk geeft dit gesprek? Speelt de HERE daarin een rol?
  3. [De Gileadieten hebben hun kamp opgeslagen bij Mispa. Daar is ook een priester, die in naam van de HERE optreedt in juridische zaken; vandaar: “voor het aangezicht des HEREN”.]
  4. (12-24) Onderhandeling met Ammon. Jefta de jurist zet uiteen: 1) Wat geeft u het recht? 2) Uw verhaal klopt niet, daar-en-daarom. 3) Dus: verdwijn! – Vragen hierbij: wat beweert Ammon (punt voor punt) en hoe weerlegt Jefta dat? Klopt zijn verweer? Wat vind je van de redenering in punt 3?
  5. (23-29) Jefta geeft nog twee argumenten en een conclusie. Hoe komt de HERE daarin ter sprake? Hebben al deze woorden resultaat? Wat heeft wel resultaat? Is dat iets van: geen woorden maar daden?

3. Richteren 11:30-40: Jefta’s dochter

  1. (30-31) Derde onderhandeling, nu met de HERE. “Als U mij de overwinning geeft…” – Heeft hij hierbij aan een dier gedacht of aan een mens? Heeft hij wel goed nagedacht? – Hoe dan ook, de HERE geeft hem de overwinning; de Ammonieten trekken zich terug. Dat wordt kort, haast tussen neus en lippen door verteld. Want de nadruk ligt op het vervolg.
  2. (34-36) Naar gewoonte komen vrouwen en meisjes de overwinnaar tegemoet dansen. En voorop gaat… zijn dochter. Nu pas realiseert hij zich wat hij beloofd heeft, en hij kan niet terug. Vindt zijzelf ook. Zijn wereld stort in. Hoe is dit mogelijk? Heeft de HERE in zijn wet niet in zo’n situatie voorzien?
  3. (37-38) Waarover gaat zij met haar vriendinnen rouwen?
  4. (39-40) De handeling wordt sober omschreven, ietwat afstandelijk. Maar jaarlijks wordt dit drama herdacht. Waarom, denk je?

4. Richteren 12:1-7: Jefta en Efraïm

  1. (1) Doet het je niet aan Gideon denken? Zie 8:1-3. Wat zegt dit over Efraïm?
  2. (2-3) Maar er is ook verschil; bij Efraïm én bij de richter. Kun je dat benoemen?
  3. (4-6) Jefta richter en verlosser van Israël? Of broedermoorder? Of beide?
  4. (7) Terugkijkend: welke rol speelt de HERE in deze geschiedenis?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 81:4,7,8,9
Aan het eind: Psalm 81:10-12

A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen.

Tags

Categories