“Ik geloof dat ik het begrijp,” zegt Piet, en dan bedoelt hij dat hij er niet zeker van is. Ja, zo zeggen we dat. ‘Geloven’ betekent vaak dat we er geen goed bewijs voor hebben.
Maar in de Bijbel betekent het wat anders. Vooral in Hebreeën 11:1:
- “Het geloof nu is de zekerheid … en het bewijs…” (NBG51)
- “Het geloof nu is een vaste grond … en een bewijs …” (HSV)
‘Zekerheid’ en ‘bewijs’! Maar wat wordt precies bedoeld?
Zoals de NBG51 het weergeeft, zou je kunnen lezen: “door het geloof voelen wij ons zeker, en aanvaarden we het als bewijs van dingen die we niet zien”. Dan zeg je eigenlijk: dat geloof dat in mij zit, geeft mij zekerheid. Is dat voor jou zo? Is jouw geloof zo sterk en degelijk?
Maar zoals de HSV (en ook Statenvertaling en Willibrord Vertaling) het weergeven, is het geloof niet iets wat wij in ons voelen maar iets buiten onszelf, iets wat vastheid geeft. Dat klopt met de betekenis van die twee woorden in het Grieks. Zekerheid / vaste grond kun je ook weergeven met: fundament, grondslag. En bewijs heeft een juridische lading: bewijsstuk.
Geloof is dus niet iets wat net zo zwak is als een zondig mens, maar iets buiten ons, waaraan je stevigheid en houvast hebt.
Dat klopt ook precies met wat eromheen staat in deze brief. Vlak ervoor staat: “wij hebben te doen met … geloof dat de ziel behoudt” (10:39). Als je het zo zegt, is geloof maar niet iets wat ongrijpbaar binnenin jou zit – en hoeveel vastheid geeft dat; kan dat je ziel redden? – maar iets van buitenaf, dat vaste grond onder je voeten geeft.
Datzelfde lees je ook in het vervolg van Hebreeën 11. Daarin kom je een hele rij namen tegen van zwakke mensen, die tot wonderlijk grote daden kwamen. Hoe konden ze dat? Doordat zij zo sterk waren? Nee, alleen door geloof; niet door hun eigen sterke geloven, maar door hét geloof. Dat is een genadegave van God, die Hij geeft door zijn Heilige Geest in je hart te laten werken.
Is die gave ook voor jou? Dat heeft Hij bij je doop al beloofd; lees het doopformulier er maar op na (p. 513)! En ook HC Zondag 45 (v/a 116) en de Bijbelteksten die daarbij aangegeven zijn. Hij wil je zijn genade en zijn Heilige Geest geven, maar alleen als jij Hem erom bidt – niet maar een keertje en vlug-vlug, maar van harte en zonder ophouden – en daarvoor dankt.
Hebreeën gaat dan ook na hoofdstuk 11 niet verder met: zoek in jezelf of jouw geloof sterk is. Nee zoek het buiten jezelf, in Jezus, “de Leidsman en Voleinder van het geloof” (12:2). Híj is de eerste en de laatste. Hij is ons fundament, ons enig houvast.
(JPCV)