Schets 35: Noömi en Ruth

S

Inleiding op Ruth (schetsen 35 en 36)

De Richterentijd… Om diep te zuchten: zoveel ontrouw in Gods volk, generaties lang! Niet maar een paar uitschieters terwijl het verder nog wel meeviel. Nee, in meerderheid was Israël afgedwaald.

Er was een schrijnend gebrek aan kennis van God, en tegelijk een sterke invloed van al die heidenen die niet uit Kanaän verdreven waren. In hun gedachten leek JHWH steeds meer op de goden van hun buren; in veel Israëlitische huizen en op stadspleinen stonden beelden en zelfs complete tempels voor die afgoden. Ze gedroegen zich ook steeds meer als heidenen, met geweld en seksuele uitspattingen als in Sodom. Richteren 17:6 en 21:25: “In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen”.
Maar lees eens goed: in die typering zit al uitzicht! Het staat namelijk in de verleden tijd en het gaat over een koning die er (nog) niet was. Degene die Richteren schreef, wist al van een latere, betere tijd, met nieuwe toewijding aan de HERE. Die tijd kwam pas nadat Samuël, de laatste richter, zijn leven lang het volk had voorbereid en nadat ze aan Saul hadden gezien dat een koning ‘op zich’ ook niet de oplossing was. Toen gaf de HERE David, de koning die Israël voorging in wat goed was in Gods ogen.

RUTH is een belangrijk vervolg op Richteren. We lezen hoe de HERE toch ook midden in die donkere tijd de oprechte liefde voor Hem en de kennis van zijn goede wetten bewaard heeft: er waren ook nog ‘oprechte’ Israëlieten. En uit de familie die we hier ontmoeten, zou die goede koning, de ‘man naar Gods hart’ voortkomen.

Schets 35: Noömi en Ruth

Hongersnood in het beloofde land: dat wees op straf van God. Elimelek en zijn gezin ontvluchten die straf. Ze verhuizen naar Moab. Maar ook daar achterhaalt hen de straf.

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

1. Ruth 1:1-14: Vreemdelingen in Moab

a. (1-2) Hongersnood in Israël: hoe kon dat? Lees Leviticus 26:3-5 en 14-20. Conclusie? En denk na over tegenslagen als straf/waarschuwing van de HERE. Moab is een heidens land.; wat moet je ervan denken dat Elimelek daarheen vlucht? (Efrata: een andere naam voor Betlehem – zie Ruth 4:11; Micha 5:1.)
b. (3-4) Elimelek sterft. Wat doen zijn zonen? Wat is het gevaar van die keus (zie Deuteronomium 7:3-4; Nehemia 13:23-27)?
c. (5) Wat is de balans voor Noömi als na tien jaar ook haar zonen sterven? Straf/waarschuwing?
d. (6-10) Noömi gaat terug. Is zij tot inkeer gekomen, denk je (vgl. de verloren zoon, Lucas 15:17-18)? Wat zegt het gedrag van Orpa en Ruth over hun gevoelens voor Noömi?
e. (11-14) Wat legt Noömi hun uit?

2. Ruth 1:15-22: Ruth gaat met Noömi mee naar Israël

a. (15-17) Welke beloften doet Ruth? Hoe bekrachtigt ze die?
Misschien dat Ruth door haar huwelijk met Machlon (4:10) al een beetje heeft begrepen hoe goed het leven onder Gods vleugels (2:12)kan zijn. Misschien heeft Noömi haar verteld over de wijze wetten die Israël van zijn God gekregen had. Lees daarvoor Deuteronomium 4:5-9!
b. (18) Noömi legt zich erbij neer. Maar of ze er blij mee is…?
c. (19-21) Noömi betekent: ‘lieflijk, zoet’. Zij verandert die naam nu zelf in Mara (‘bitter’). Waarom? Wat is haar klacht? Is dit een aanklacht of een schuldbelijdenis? (vgl Lucas 15:18-19).
Leeg teruggekeerd – en Ruth dan?
d. (22) De verteller omschrijft Ruth juist uitgebreid, samen met de vermelding van de oogsttijd. Dat trekt de aandacht; waarom?

3. Ruth 2:1-12: Ruth gaat arenlezen op het veld van Boaz

a. (1-3) Twee hoofdpersonen gaan elkaar nu ontmoeten.
(1) Wat is de verbindingslijn tussen Boaz en Ruth?
(2) Ruth neemt het initiatief: ze wil gaan arenlezen. Zij weet blijkbaar van zulke door de HERE gegeven voorrechten van armen en vreemdelingen (zie Deuteronomium 24:19-21). Kun jij een bekende Bijbeltekst noemen waarin de vreemdeling mag/moetdelen in de zegen van de HERE?
(3) “Bij geval”: hoe moet je dat lezen? ‘Toevallig’ of…
b. (4-7) Gesprek tussen Boaz en zijn personeel: wat valt je op in de toon? Wat zegt de knecht over Ruth?
c. (8-10) Boaz spreekt haar aan: ‘Mijn dochter…” en nodigt haar uit vooral op zijn land te blijven. Wat blijkt uit Ruths reactie?
d. (11-12) Boaz is goed op de hoogte. Wat wenst hij haar toe? Moet je dit zien als een ‘vrome wens´ of een bede tot de God “onder wiens vleugels je bent komen schuilen”?

4. Ruth 2:13-23: Hoop voor Noömi

a. (13-14) Ruth beseft heel goed hoe bijzonder de behandeling is die haar te beurt valt, als vreemdelinge zonder enige status. Ze benoemt ook wat het haar persoonlijk doet. Hoe zou jij dat zeggen?
Ga na hoe ze bij de maaltijd behandeld wordt; hoe taxeer je dat?
b. (15-17) Als zij alweer aan het werk is, geeft Boaz zijn knechten instructies. Welke? En wat is de opbrengst? (N.B. Een efa is ongeveer 10 liter)
c. (18-19,21) Noömi is verbaasd: “Bij wie…?” en Ruth brengt verslag uit. Wat vertelt ze?
d. (20,22-23) Noömi is opgetogen! Eindelijk gaan haar ogen open voor iets anders dan haar ongeluk: ze gaan open voor de HERE. Wat zegt ze over Hem (20)? Wat is het verband met Boaz en zijn royale houding? Wat bedoelt ze met: ‘niet onttrokken aan de levenden noch aan de doden’? Weet je welke functie een ‘losser’ heeft?
Hoelang blijft Ruth op de akker van Boaz arenlezen?

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 147:1,7
Aan het eind: Psalm 146:5-7

A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen op de website.

Tags

Categories