Zing vrolijk en juich!

Z

Oproep tot vreugde

Je gaat naar de kerk. De dienst begint; het eerste lied is Psalm 81:1-3: “Jubel voor de Heer! Juich in uw gezangen!”
Moet dat? (denk je) – Ja maar, ik baal nog zo dat ik dat examen niet heb gehaald.

Of Psalm 146: “Ik wil zingen, al mijn dagen: Halleluja, prijs de HEER!”
– Ja maar, ik heb zo’n beroerde week achter de rug. Zomaar bezweken voor duivelse verleiding; ik ben me rot geschrokken, ik beef ervan. Kan ik zó God onder ogen komen?

Psalm 135 roept ons op: “Looft de HERE, prijs zijn naam, knechten van de hoge God!”
Ja maar… – kun je dit nog wel zingen in een wereld vol ellende, oorlogen, pandemieën, moord en doodslag, verslaving, milieuvervuiling, echtscheidingen, kerkscheuringen, – noem maar op?

Ja, noem maar op… Welke rij zou het eerste aan zijn eind zijn: de (niet vrijblijvende!) oproepen in de psalmen om te jubelen en te zingen, of de situaties waarover we kunnen klagen?

In de stemming?

Vraag: Om God te loven – moet je daarvoor (niet eerst) in de juiste stemming zijn?
Antwoord: Nee en ja.

  • NEE zeg! Want als het van jouw stemming gaat afhangen, zou er dan nog vaak een lofzang uit jouw mond opklinken?
  • JA zeker, je maakt maar ‘stemming’! Immers, niet jouw stemming is de baas in je leven maar de Here Jezus.

Als je (met al die zorgen aan je hoofd) bedenkt wat het betekent dat je Gods kind bent… – Weet je nog? Die prachtige samenvatting van het evangelie in HC Zondag 1: “dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus…” – Hij is zogezegd de baas in jouw leven. Maar Hij is wel Degene Die je heeft vrijgekocht uit de macht van de duivel, en voor al je zonden betaald heeft! Als je daarover nadenkt, dan ga je toch de HERE loven en danken! En Hem steeds meer liefhebben, met hart, ziel en verstand.  Eh… denk je dat je stemming daar buiten valt?

Daarom zou je eens aan de andere kant moeten beginnen: dat je jouw stemming gaat aanpassen aan wat onze Heer en Heiland van ons vraagt. Gelukkig kan dat: Hij geeft dat.
Paulus schrijft vanuit de gevangenis aan de Filippenzen (Fil. 4:4): “Verblijd u altijd in de Here; ik zeg het opnieuw: Verblijd u!” – terwijl hij meer ellende had meegemaakt dan de meesten van ons (zie 2 Korintiërs 11:23-28). Hij verzekert ons: geen dood of leven, geen engelen, overheden, krachten, tegenwoordige of toekomstige dingen, hoogte of diepte – kortom: NIETS – zal ons kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus onze Here. (Romeinen 8:38-39).
Omdat die liefde ons leven draagt, daarom kan de basis van onze stemming blijdschap zijn. Zing dan voor Hem, wanneer we samen voor God verschijnen – desnoods met tranen in je stem en ogen, maar toch met vreugde. Want je weet dat Hij die tranen eens persoonlijk zal drogen, als dood, rouw, jammerklacht en moeite definitief verleden tijd zullen zijn (Openbaring 21:4).

Bidden en vasten

Terug naar de kerkdienst. ’s Ochtends wordt daar de wet voorgelezen. En we antwoorden in gebed en lied met schuldbesef, berouw en verdriet om onze zonden. Is je stemming daar altijd naar? Zeg het maar eerlijk: uit jezelf zou je dit ‘programmapunt’ wel graag overslaan. Maar onze wijze God wil ons het één en het ander leren: jubelen voor de HEERE en rouwen over onze zondige aard. We hebben het tweede nodig om het eerste met ongedeeld hart te kunnen doen. Laat je daarom in beide meenemen.

Een voorbeeld uit de Bijbel: de Grote Verzoendag, de enige dag in het jaar waarop Israël verplicht vastte om al zijn zonden van het afgelopen jaar. Maar als die zonden symbolisch verzoend en verwijderd waren, mocht/moest er een hele week feest gevierd worden: het Loofhuttenfeest (zie Leviticus 23: 26-43). Zo leerde Gods volk toen al zich te verheugen in Christus.

Dat ging ook toen al niet vanzelf. Na de ballingschap waren de Israëlieten die voorschriften ‘gewoon’ vergeten… In Nehemia 8 lezen we hoe ze die herontdekten en opnieuw moesten leren. Onder leiding van Ezra en Nehemia kwamen ze aan het begin van de zevende maand bijeen voor urenlange voorlezingen uit de wet. En hun reactie? Hevig verdriet; “heel het volk huilde” (vs. 10) om hun zonden. Maar niet lang, want ze werden opgeroepen om deze dag met vreugde te vieren, “want deze dag is heilig voor onze Heere. Wees niet bedroefd, want de vreugde van de HEERE, dat is uw kracht” (11). Ze begrepen de boodschap en ze vertrokken “om te eten en te drinken, om uit te delen en grote vreugde te bedrijven” (13). De volgende dag ontdekten de priesters en levieten in diezelfde wet het voorschrift voor de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dat hebben ze toen uitbundig gevierd.
Een paar dagen na het feest (Nehemia 9) “verzamelden de Israëlieten zich met vasten en in rouwgewaden, met aarde op hun hoofd”, voor een nieuwe toewijding aan Gods verbond met Israël. Na belijdenis van zonden, wetslezing, lofzegging en een indrukwekkend gebed ondertekenden hun leiders het vernieuwde verbond.

Je ziet: lof en verootmoediging versterken elkaar en lopen uit in vreugdevolle toewijding. Dat is ook wat we elke zondag in de kerk mogen mee-beleven. Omdat we ervoor in de stemming zijn? Nee, om in de juiste ‘stemming’ voor God te verschijnen.

Tags

Categories