Schatten in 1 Samuel

S

Het doet ertoe met welke ‘bril’ je de Bijbelverhalen leest. Lees je de Bijbel als één geheel, ons gegeven door één Herder, dat van Genesis tot en met Openbaring doordrenkt is van zijn Geest? Of als een serie losse documenten van verschillende oorsprong, die in de loop der eeuwen door mensen bij elkaar gezet zijn, en niet meer? Dat maakt een hemelsbreed verschil!
Van dat verschil geven we hieronder drie voorbeelden uit I Samuel.

  1. Waar heeft die jongen het van? (1 Samuel 17:55)
  2. Afgehakte hoofden
  3. Jonathan

1. Waar heeft die jongen het van?

Saul stuurde boden naar Isaï en zei: Stuur uw zoon David, die bij de schapen is, naar mij toe. (…) Zo kwam David bij Saul, en hij stond in zijn dienst. En Saul had hem zeer lief… (16: 19,21).

Van wie is deze jongeman een zoon, Abner? Abner zei: Zo waar u leeft, koning, ik weet het niet. (17:55)

‘Hee, wat een vreemde tegenstelling!’ – denk je algauw. ‘Bijbelkritische’ geleerden (die de Bijbel niet zien als Gods openbaring) zagen er een bewijs in voor hun opvatting dat in I Samuel (en in diverse andere Bijbelboeken) tegenstrijdigheden voorkomen doordat verschillende documenten aan elkaar geknoopt zijn tot één verhaal. Zo komt hoofdstuk 17 volgens hen uit een andere serie verhalen – Davidlegenden – dan 16: 14-23. En vraag niet wat het échte verhaal is; de werkelijkheid van toen is toch niet meer te achterhalen.

Wij verwerpen hun uitgangspunt, omdat het op gespannen voet staat met het geloof in de Bijbel als openbaring van de Drie-enige God. Maar er is ook wel een goede verklaring:

Saul laat op veel plaatsen in deze geschiedenis zien dat het geloof van Samuel, zijn eigen zoon Jonathan en David hem ten diepste vreemd is. Bij allerlei belangrijke beslissingen merk je dat hij redeneert vanuit menselijk perspectief en niet op Gods leiding vertrouwt. Van daaruit is het zijn vraag aan Abner goed verklaarbaar. Achter die vraag zit de gedachte: ‘Waar heeft die jongen het van? Zit het in zijn familie ofzo? Daar wil ik meer van weten!’ en Davids antwoord is groots van eenvoud. Vertaal het maar zo: ‘Zoek het niet in mij of mijn familie; wij zijn gewoon onderdanen  van u, kinderen van Gods volk. Dit is het werk van de HERE.’
Dat zegt hij hier niet met zoveel woorden. Hij had het immers al van tevoren gezegd: tegen Saul (vs. 34-37) en tegen Goliath, met het hele leger van Israël als getuige (vs. 45-47). Tegen die achtergrond is dit een nederige geloofsbelijdenis, voor ons opgetekend opdat wij hem daarin zouden navolgen.

2. Afgehakte hoofden


Dagon lag op zijn gezicht ter aarde gevallen vóór de ark van de HEERE. Maar het hoofd van Dagon en zijn beide handpalmen lagen afgehakt op de drempel. (5:4)

Agag:  Toen hakte Samuel Agag in stukken, voor het aangezicht van de HEERE in Gilgal. (15:33)

Goliath: David (snelde) naar voren en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af. (17:51)

Volgens velen: typisch voorbeelden uit een onbeschaafde, verwerpelijke cultuur. Dat moordt er maar op los, en de God die in hun verhalen optreedt, doet dat dus ook. Hij is immers louter een afspiegeling van die cultuur…
Dat ongeloofs-perspectief moeten we hartgrondig afwijzen. Maar het miskent ook de details die een heel andere verhaal vertellen; die een diepere zin krijgen tegen de achtergrond van de rest van de Bijbel.

Drie hakpartijen. Overeenkomst: in alle drie de gevallen gaat het om vijanden van Israël, nee sterker, om vijanden van de HERE. Ze behoren bij het kamp van de satan.
De HERE zelf had direct na de zondeval de vijandschap afgekondigd tussen het ‘slangenzaad’ en het ‘vrouwenzaad’ (zie Genesis 3:15) en die strijd gaat door tot het eind van de tijd (zie Openbaring 12v). Maar dat vrouwenzaad is zo zwak en zondig, en ook de leiders laten het zo vaak afweten! Het strompelt voort met verbrijzelde hiel.

Dat zie je in hoofdstuk 4: De Filistijnen onderdrukken Israël al vele jaren; nu hebben ze Israëls leger in de pan gehakt en zelfs de ark van de HERE buitgemaakt. Die zetten ze als trofee in de tempel van hun afgod. Afgoden zijn stomme afbeeldingen, maar ze staan symbool voor de macht van ‘de slang’. De ark is een met goud overtrokken kist, maar de naam van de HERE is er ten nauwste aan verbonden. Dat moet strijd opleveren als je die bij elkaar zet! Maar er is niemand uit het kamp van ‘de vrouw’ die nog opkomt voor de naam van de HERE.
Wel, dan doet Hij het alleen! Eerst laat Hij Dagon op z’n gezicht vallen voor de ark. En de volgende dag hakt Hij hem zijn hoofd en handen af.

In hoofdstuk 15 moet Saul in naam van de HERE heel Amalek met de ban slaan. Waarom? Omdat zij het volk van God op de zwakste plek aanvielen, toen dat op weg was naar het beloofde land. Toen had de HERE laten vastleggen “dat Ik de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel zal uitwissen” en Mozes bevestigde dat: “De strijd van de HERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!” (Exodus 17: 14-15). Maar als Saul die opdracht moet uitvoeren, spaart hij het leven van koning Agag, de vertegenwoordiger van de vijandschap.
Wel, dan doet Samuel het maar. In opdracht van de HERE immers, in zijn naam en voor zijn aangezicht.

In hoofdstuk 17 staan de Filistijnen klaar om Israël helemaal tot slavenvolk te maken. Goliath staat brallend ‘de gelederen van de levende God te honen’ en het leger van Israël (inclusief Saul en Jonathan) staat bibberend te luisteren.  
Dan gaat David op Goliath af, “in de Naam van de HEERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israël, Die u gehoond hebt.” En Goliath valt op zijn gezicht en David hakt hem zijn hoofd af.

Zie je de overeenkomsten?

Nog eenmaal in I Samuel gaat het over afgehakte hoofden: in hoofdstuk 31. Lees vs. 8-10. Hier zie je een tegenzet van de satan. De hoofden zijn die van Israëls koning en zijn zonen en de Filistijnen sturen boden rond in hun land “om de boodschap te brengen in het huis van hun afgoden en aan het volk.”

Deze gebeurtenissen zijn een afbeelding van die oer-strijd tussen God en de satan, tussen vrouwenzaad en slangenzaad. En een voorspel: straks zal de slang verslagen worden door de grote Zoon van David.
In ‘de laatste dagen’, waarin wij ons bevinden, heeft hij nog wel grote macht maar nog een korte tijd en zijn kop zal verbrijzeld worden in het eindoordeel. Een christen mag onverschrokken strijden tegen satans geweld en valse listen, want de Here zelf beschermt ons en de overwinning staat vast.

3. Jonathan

…sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf.

1 Samuel 17 gaat over David die Goliath verslaat. Direct daarna, in 18:1-4, lezen we:

Het gebeurde, toen David met Saul uitgesproken was, dat Jonathan met hart en ziel aan David verbonden raakte. Jonathan had hem lief als zichzelf. (…) Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf. Jonathan deed zijn mantel af die hij aanhad, en gaf hem aan David; ook zijn kleding, ja, tot zijn zwaard, tot zijn boog en tot zijn gordel toe.”

Het valt op, hè?
(1) De naam Jonathan wordt wel erg vaak herhaald. – Weet je nog? Die zoon van Saul, die de geloofsmoed vertoonde waar het Saul aan ontbrak (in hoofdstuk 13 en 14) maar anderzijds zich schikte onder het gezag van zijn vader, zelfs toen het bijna zijn leven kostte (14:43). Jonathan, dat betekent: de HERE geeft.
(2) In deze verzen staat tweemaal een zin (nog een keer herhaald in 20:17[1]) die ons herinnert aan…? -Precies: aan een bekende uitspraak van de HERE Jezus! Hij citeert dan Gods gebod in Leviticus 19:18: “U moet uw naaste liefhebben als uzelf” (zie ook HC Zondag 2!).
(3) Jonathan sluit een verbond met David. Ook daarnaar wordt in het vervolg nog een paar keer verwezen: in 20: 8, 16 (en 42; daar komt het woord ‘verbond’ niet voor, maar de inhoud ervan wel) en in 23: 18 (daar staat wel steeds ‘een verbond’, maar het is steeds de bekrachtiging en nadere uitwerking van hun eerdere afspraken).

Die herhalingen zijn vooral signalen: let op, dit is iets heel bijzonders! Dan ga je erover nadenken, en je verwonderen. Want:
(a) Wie van ons kan zeggen dat hij/zij dat liefdegebod echt vervult? Het is immers juist onze ellende dat we dagelijks te kort schieten in de liefde voor God en onze naaste? Nergens in de Bijbel vind je dit getuigenis over een zondig mensenkind. Er was immers maar één mens die het gedaan heeft: Jezus Christus. Toch kun je zeggen: Jonathan weerspiegelt daar al iets van.
(b) Net zo bijzonder is het verbond, gebaseerd op die liefde. Opvallend is, dat het vooral van Jonathan uitgaat: hij is degene die zijn positie als kroonprins afstaat aan David, en die hem liefheeft als zichzelf (zijn leven voor hem overheeft). Van zijn kant verlangt hij dan ook liefde en trouw van David, voor altijd, ook tegenover Jonathans nakomelingen. Dat was Davids plicht!

De HERE heeft David in die moeilijke periode een prachtig geschenk gegeven in deze vriend. Een geschenk en een les. Jonathan was vast wel geen volmaakt mens, maar hij weerspiegelde iets van Christus’ liefde voor de zijnen. Zoals ook wij worden opgeroepen tot deze gezindheid van Christus (Filippenzen 2:5vv). Terwijl het verbond dat Jonathan met David sluit ons ook wijst op de keerzijde: de liefde die wij aan Christus zelf verschuldigd zijn.

David zelf heeft het bijzondere van Jonathans liefde onderkend:
(1) Hij zingt in zijn klaaglied bij Jonathans dood: “Je liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen” (2 Samuel 1:26).
Uitleggers hebben op grond van deze woorden in deze vriendschap wel een homoseksuele relatie in willen zien, maar dan hebben ze de diepte ervan totaal miskend.

(2) Bij hun afscheid (in I Samuel 20:41) staat dat hij zich met het gezicht ter aarde wierp en zich driemaal voor Jonathan neerboog. Het is een uiting van diep respect voor Jonathans liefde en onbaatzuchtigheid. Misschien mag je het zelfs zo zeggen: David herkent in geloof de voorafschaduwing van Christus’ liefde; hij buigt ten diepste voor Hem.[2]

Vergezocht? Hebreeën 7 legt net zo’n link. Daar gaat het over Melchizedek, aan wie Abraham de tienden gaf. En David heeft in Psalm 110 ook die link gelegd. Daar ging het over een speciaal koningschap, hier gaat het over een speciale liefde. Beide reiken uit boven wat in onze zondige menselijke wereld mogelijk is, en beide zijn vervuld in Christus.


[1] In de HSV is het een beetje anders vertaald: “hij had hem lief met de liefde van zijn ziel”, maar er staat precies hetzelfde: hij had hem lief als zijn (eigen) leven / ziel.

[2] Bijna nergens in de Bijbel kom je zo’n eerbetoon tegen. Nou ja, wel in Genesis 33:3, maar dat voelt anders: daar buigt Jakob kruiperig, uit doodsangst, wel zevenmaal voor Ezau.

Tags

Categories