In deze hoofdstukken gebeurt veel. Lees ze maar zoveel mogelijk aan één stuk door, als verhaal. Maar bedenk: het is niet zomaar een verhaal. Het is Gods Woord dat ons onderwijst over het Koninkrijk van Christus; hoe Hij de weg daarheen baant via de geschiedenis van zijn voorvader David.
Samuel neemt afscheid met een belangrijke les – die ook voor ons opgeschreven is! Hij wordt opgevolgd door koning Saul. Die is al gezalfd en voorgesteld aan het volk, maar… komt hij wel in beweging? Ga per hoofdstuk na: (1) waar en waarom begint de actie, (2) waar begint Saul zelf – en, soms, (3) waar wringt het?
Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.
1. I Samuel 11 – Saul verslaat de Ammonieten
a. (1-3) Gilead is het stamgebied van Ruben, Gad en half Manasse, in het Overjordaanse. Daar is de stad Jabes in het nauw. Wat is het probleem? Wat spreken ze af en wat doen ze?
b. (4-7) Hoe reageert Saul? Op eigen initiatief?
c. (8-11) De Israëlieten trekken ten strijde; hoe is het verloop?
d. (12-15) Hoe reageert het volk? Terecht? Wat is Sauls antwoord? En wat doet Samuel?
2. I Samuel 12 – Samuel draagt de leiding over
a. (1-5) Samuel treedt terug; waarom? Wat is het eerste punt dat hij aan de orde stelt? En wat is de uitslag?
b. (6-15) Hij treedt nog eenmaal op als richter, met een geschiedenisles. Wat is de doorgaande les uit het verleden? En de les voor de toekomst?
c. (16-20) Het teken bij de les; begrijpen ze de boodschap?
d. (21-25) Weer dezelfde les! Kun je die in een paar woorden samenvatten? Wat belooft Samuel?
3. I Samuel 13 – De test
a. (1-7) Een jaar later heeft Saul een legertje, verdeeld tussen hem en Jonathan. Wat doet Saul daarmee? En Jonathan? Waarom, denk je? Hoe reageert Saul (Weet je nog: waarom Gilgal?), en hoe reageert het volk?
b. (8-9) Saul brengt een offer; wanneer? Waarom dan pas en/of dan al?
c. (10-14) Hoe reageert Samuel? Waarin faalde Saul? En – vind je het een zwaar punt? Waarom wel/niet?
d. (15-23) De strijd. Ga na: waar zijn de legers; wie komt het eerst in beweging, en hoe? Wat ontbreekt er in Sauls leger, en hoe komt dat? Een onoverkomelijke handicap, niet?
4. I Samuel 14 – Saul en Jonathan
a. (2-5) Waar is Saul? Wie is er bij hem? Wat is de situatie?
b. (1, 6-10) Jonathans plan: heel gewaagd, of toch niet?
c. (10-15) De uitvoering, vertel het in eigen woorden na.
d. (16-23) Saul komt in actie, eerst aarzelend. Vertel na wat er gebeurt.
e. (24-46) Maar nu het ‘staartje’: Sauls eed en Jonathans overtreding. Wat is het wrange? Hoe loopt het af? Bevredigend?
5. I Samuel 15 – Saul en de Amalekieten
a. (1-6) De opdracht van de HEERE aan Saul: waarom moet hij Amalek aanvallen (weet je nog: Exodus 17: 8-16)? Waarom worden de Kenieten uitgezonderd (die worden o.a. genoemd in Richteren 1:16, 4:17vv en 5:24)? Wat zegt dit over Gods rechtvaardigheid?
b. (7-11) Over de strijd zelf maar twee verzen, en nog één vers over de uitzonderingen die hij maakt. De reactie van de HEERE: schrikwekkend streng? Hoe reageert Samuel?
c. (12-21) Het gesprek (1): belangrijk, nog steeds actueel voor ons! Ga na hoe het heen en weer golft [- Wat heb je gedaan? – Ik heb de opdracht uitgevoerd, zelfs nog wat extra’s – Houd toch op! Luister… – Ja, maar ik heb toch…, alleen hebben we wat extra’s voor de HEERE meegebracht] en vraag je af: hoe vaak gebruik ikzelf zulke ‘vrome smoezen’?
d. (21-30) Het gesprek (2): [Samuel geeft het oordeel van de HEERE door – Saul: Ik heb gezondigd; vergeef me toch en keer met me terug (eerbewijs!) … – Nee, want… – (scheur) – nogmaals het oordeel van de HEERE – Saul: Ik heb gezondigd; keer toch…] – Wat is blijkbaar het belangrijkste voor Saul?
e. (31-35) Samuel doet wat Saul had moeten doen. Maar dat maakt het voor Saul niet beter. Wat betekent de laatste zin van vs. 35?
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 68:1
Aan het eind: Psalm 50: 10, 11
- Bespreek de voorstudievragen.
- Kijk daarbij ook naar de tips en aanvullingen (o.a. een landkaartje)