n.a.v. I Samuël 28 (bij schets 46, vraag 2)
Zie ook de aanvulling ‘Heidens denken’
Het is nacht. Er sluipen een paar mannen langs stille, donkere paden. Ze willen niet gezien worden, hebben zich zelfs vermomd. Want stel je voor dat ze herkend worden! Ze zijn in de buurt van Endor, op weg naar het huisje van de heks: een waarzegster en dodenbezweerster. Hekserij is verboden in dit land, beoefenaars van zwarte kunst moeten vrezen voor hun leven. Koning Saul heeft in het begin van zijn regering met al die lui radicaal afgerekend. Wat een opschudding zou het geven als hij nu zelf gebruik zou blijken te maken van hun diensten! Daarom dit tijdstip en die vermomming: niemand mag hen herkennen; ook de heks zelf mag het niet weten.
Het verzoek: “Voorspel me alsjeblieft mijn toekomst door de geest van een dode op te roepen.”
Zie je wel: ze is zo wantrouwig als wat! ”Waarom spant u een valstrik voor mijn leven? U weet toch dat Saul…”
“Nee echt, zo waar de HERE leeft…”
“Oké, wie zal ik oproepen?”
“Samuel…”
De heks gaat aan haar werk. Details kennen we niet, maar als ze zich concentreert op haar cliënt en op de man om wie hij vraagt, doorziet ze opeens de situatie. Ze gilt het uit: “U bent Saul zelf!”
“Wees maar niet bang; vertel maar wat je ziet.”
“Ik zie iemand uit de aarde opkomen, een goddelijk wezen, hij heeft een mantel om…”
De bezoeker knielt eerbiedig neer en buigt zich diep voorover. Dan klinkt er een holle stem: “waarom heb je mijn rust verstoord door mij op te roepen?”
Wat gebeurt hier? De spreker wordt hier gewoon aangeduid met ‘Samuel’. Daar is door theologen veel over gediscussieerd. Maar onze vraag is: hoe kan dit ooit Samuel zelf zijn?
Uit het onderwijs van de Bijbel weten we toch dat de HERE zich niet laat manipuleren, zeker niet door satanische machten. We weten ook: het lichaam van een gestorven gelovige wordt wel in de aarde begraven, maar zelf mag hij in de hemel bij de HERE leven; zou God toelaten dat zijn rust en geluk verstoord wordt door een heidense handeling hier beneden?
De schrijver van I Samuel heeft al eerder laten zien, dat de HERE inspeelt op het heidense denken in Kanaän en het zo ontmaskert als onmachtig en negatief (zie 1 Samuel 4 – 7; en daarbij ‘Heidens denken’, 5). Die heks kan Samuel helemaal niet uit de aarde laten opkomen; zij zegt dat ze hem ziet en Saul hoort een stem, maar de woorden die tot hem komen, onthullen een duivels plezier in Sauls ongeluk.
Saul klaagt dat hij de HERE geen antwoord meer geeft door profeten of dromen. En de woorden die hij nu hoort, spelen met die klacht; ze martelen hem en laten geen enkele uitweg: Inderdaad, Saul, niet meer! Dit is toch wat je wilde? Jij hebt niet naar de HERE willen luisteren toen Hij je ‘door mijn dienst’ waarschuwde – nou dan!
Misschien is Saul het op dit moment helemaal vergeten, maar wat had Samuel indertijd (I Samuel 15) aan zijn berisping toegevoegd? Iets wat deze stem in Endor zorgvuldig verzwijgt:
“Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer,
opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen.
Want opstandigheid is een zonde van waarzeggerij,
en tegenstreven is afgoderij en beeldendienst.”
Als hij het zich wel zou herinneren, zou hij zich misschien met een schok hebben gerealiseerd dat zijn bezoek hier in Endor hiervan een illustratie is: je begint met eigenzinnigheid en opstandigheid tegen de HERE en eindigt in heidendom en waarzeggerij.
Als hij het zich zou herinneren, zou hij in die woorden ook hebben kunnen horen dat er een uitweg is: Je leeft nog, Saul! Wees niet meer opstandig, keer terug tot de HERE, belijd je grote schuld en smeek om genade! Daarmee red je je koningschap en zelfs je leven niet, maar ontkom je aan de wurgende greep van satan en hel. Zoals de moordenaar aan het kruis, die wel in marteling en pijn stierf, maar meteen daarna met Jezus in ‘het paradijs’ mocht zijn.
Duivelse toekomstvoorspellingen
Een punt van discussie is ook geweest, dat ‘Samuel’ hier toch maar heel precies de toekomst voorspelt. Dat moet dan toch van God komen?
Bedenk wel, dat In veel heidense godsdiensten waarzeggerij, toekomstvoorspelling een favoriete bezigheid is. Een uitgekomen voorspelling maakt je des te ‘geloviger’.
Voor zulke voorspellingen maakt de duivel gebruik van een medium. Van een waarzegger, van een heks. Of bijvoorbeeld (in onze tijd) van populaire kranten en bladen, zelfs van serieuze opleidingen:
Denk aan horoscopen. Jouw geboortedag, of (minder precies) jouw verjaardag, gekoppeld aan een van de sterrenbeelden (de dierenriem), ‘onthult’ wat je in de komende tijd zal overkomen. Soms komt dat nog uit ook! Toch wel frappant, niet?
Denk aan cursussen, waarin je leert uit jezelf ongedachte kwaliteiten naar boven te halen; dan moet je je wel openstellen voor een ‘gids’, die jou in staat stelt om (in de woorden van Genesis 3) ‘goed en kwaad te kennen’. Vergezocht? Was het maar waar…
Ik weet niet wat de duivel allemaal kan weten over de toekomst. Over mijn toekomst. Eén ding weet hij in elk geval zeker: hij heeft maar weinig tijd meer – en dan belandt hij met al de zijnen voor eeuwig in de poel van vuur en zwavel. Tot dat moment wil hij nog zoveel mogelijk gelovigen afpakken van God en meesleuren in zijn val (zie Openbaring 12: 12, 15-17; 1 Petrus 5: 8-9).
Wat hij precies weet? Hij is ook een knap psycholoog, socioloog, politicoloog, strateeg. Hij heeft al eeuwenlang ervaring en weet precies waar onze zwakke plekken zitten; ook waar mijn zwakke plekken zitten.
Wellicht kon hij daar in Endor wel uitrekenen hoe de volgende dag de strijd verlopen zou. Vandaar: “… morgen zullen u en uw zonen bij mij zijn…”. ‘Bij mij’: dat kan betekenen: in het ‘dodenrijk’, niet meer in het land der levenden. Maar je hoort de duivel a.h.w. in zijn vuistje lachen: “Saul, jongen, bij mij! Dan heb ik je, voorgoed!” – Typisch duivels: meedogenloos.
Wees dus nuchter en waakzaam. Schuil bij de HERE! En laat je door Hem wapenen om in die ongelijke strijd te kunnen standhouden (Efeziërs 6: 10-18).