Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader
en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet,
Want ze zijn een bevallige krans om je hoofd,
En schakels van een ketting om je hals (Spreuken 1: 8-9).
Niet iedereen zal kunnen instemmen met die positieve toonzetting: sommigen hebben juist negatieve ervaringen (gehad) met hun eigen opvoeding. Wij verwijzen naar het vijfde gebod en HC Zondag 39, maar daarmee is dat probleem niet eventjes glad gestreken. Toch – leg het niet naast je neer maar vraag eerbiedig aan de HERE of Hij je wil helpen er goed mee om te gaan. Dat is belangrijk, want Hij is het die je aanspreekt via deze oproep van Salomo. Maar, of je nu zelf goede of slechte herinneringen hebt aan je eigen opvoeding, er is ook nog een andere kant:
Als je (later) zelf uit de hand van de HERE kinderen mag ontvangen, is het je taak om je met alle toewijding van je hart je in te zetten om hen (wel)goed, wijs en liefdevol op te voeden, in de ‘vreze des HEREN’. Een mooie maar moeilijke taak! Als ouders mag je naar die kinderen toe Gods beeld vertonen, zodat die via jullie Hem leren kennen en liefhebben. Dat zal alleen gaan met zijn hulp. Je zult er dan ook veel voor moeten bidden; Hij heeft beloofd dat Hij zo’n oprecht gebed wil verhoren. Maar je moet je ook tijdig voorbereiden.
‘Ach, dat is van later zorg,’ denk je nu misschien, ‘ik ben immers nog niet toe aan trouwen en kinderen krijgen.’ Maar nu vergis je je. Allereerst: voor jezelf is het nu al belangrijk te leven in de ‘vreze des HEREN’. Ten tweede: zoals je op school al jong veel moet leren voor later, geldt dat ook hier. Je hele leven is een leerschool en wat je je nu eigen maakt, kun je dan straks (in die nog ver lijkende toekomst) goed aan hen doorgeven. Ten derde, al zou de HERE je nooit eigen kinderen geven, iedereen in de kerk heeft een taak tegenover jongere generaties om zijn beeld te tonen.
Dat hield Mozes het volk Israël ook voor in Deuteronomium (lees 4: 1-2, 5-10, 23-26 en 6: 4-9, 20-28). Ze moesten blijvendenken aan de HERE – hoe Hij hen uit Egypte had bevrijd en in de woestijn voor hen had gezorgd – en aan zijn geboden. Waarom? Omdat wij mensen zo gauw vergeten!
Zie 6:9: “Alleen, wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht! Anders vergeet u de dingen die uw ogen gezien hebben, en anders wijken ze uit uw hart alle dagen van uw leven. U moet ze uw kinderen en uw kleinkinderen bekendmaken.“ Ondanks die waarschuwing bleek al gauw dat ze toch vergaten en niet doorgaven. “Zij namen Gods verbond niet in acht / en weigerden te wandelen in zijn wet. / Zij vergaten zijn daden / en zijn wonderen, die Hij hun had laten zien” (Psalm 78: 10-11). En de gevolgen? Het OT (Richteren en verder) staat er vol mee: steeds weer werden ze de HERE ontrouw en gingen afgoden vereren. Dat werd dan gevolgd door jarenlange overheersing door vijanden, als straf en als oproep om naar Hem terug te keren.
Tegen die achtergrond klinkt de belofte in het begin van Psalm 78: “Wij zullen (…) aan de volgende generatie / de loffelijke daden van de HEERE vertellen,” zodat die zeweer aan hun kinderen kunnen doorvertellen,
… zodat zij hun hoop op God stellen
en Gods daden niet vergeten,
maar zijn geboden in acht nemen,
en niet worden als hun vaderen:
een opstandige en ongehoorzame generatie,
een generatie die zijn hart niet richtte op God
en van wie de geest niet trouw was aan God. (7-8)
Laten wij die belofte nazeggen, en – met Gods hulp – nakomen! En ons dus nu al voorbereiden.