Schets 49: David wordt koning over Juda

S

Inleiding

Zie je David? Roverhoofdman, vazal van de Filistijnen… Pas nog totaal vastgelopen daar in Ziklag: de rover zelf van alles beroofd; zijn eigen mannen wilden hem zelfs doden. Maar hij sterkte zich in de HERE zijn God, en dat werd het begin van een keer ten goede (zie 1 Samuel 30).
2 Samuel 1 vertelt het vervolg. Er komt een Amalekiet met nieuws van het slagveld: de Filistijnen hebben Israël verslagen en Saul en Jonathan gedood.
Acht hoofdstukken later is David koning over heel Israël en zijn de Filistijnen uitgeschakeld.  Krachtpatser David? Nee, lof en dank aan de HERE, die “hem verlost had uit de greep van al zijn vijanden en uit de hand van Saul” (Psalm 18:1).

Schets 49: David wordt koning over Juda

Saul is dood. Maar voordat David kan aantreden als koning over heel Israël, moet er nog veel tegenstand overwonnen worden. Ja, de HERE heeft hem allang gezalfd en de anderen weten dat. Maar Isboseth, Abner, Joab: ze hebben allemaal hun eigen agenda.

Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.

1. 2 Samuel 1:1 – 2:7 – David wordt koning over Juda

  1. (1-10) De boodschapper heeft een aannemelijk verhaal – maar vergelijk het eens met 1 Samuel 31:1-6: wat klopt er niet? Waarom brengt hij David de diadeem en armband?
  2. (11-16) David en zijn mannen bedrijven rouw. Hoe? Waarover? Waarom laat David de boodschapper doden? De man is een Amalekiet; is dat een plus- of minpunt?
  3. (17-27) Een kunstig, beeldend lied. Hoe bezingt hij Saul? En Jonathan? 
  4. (2:1-4) Waarom gaat David naar Hebron (belangrijkste stad van Juda)?
  5.  (5-7) Hij stuurt een boodschap naar Jabes in Gilead (zie 1 Samuel 11 en 31:11-13); wat is de inhoud? Taxeer zijn woorden.

2. 2 Samuel 2:8-32 – Burgeroorlog

  1. (8-11) Isboseth is de enige zoon van Saul die hem zou kunnen opvolgen; Abner is een neef van Saul en heel lang zijn legeraanvoerder geweest (zie 1 Samuel 14:51, 17: 55; 26:5,14-16). Waarom zou hij Isboseth naar het Overjordaanse gebied brengen?
  2. (12-17) Abner trekt ten strijde tegen Juda en David. Tegenover hem staat legeroverste Joab, neef van David. Waar ontmoeten ze elkaar en wat gebeurt daar? Wie wint?
  3. (18-23) Zeruja is Davids tante; hoe heten haar zonen? Abner en zijn mannen vluchten, terug richting Jordaan. Asahel zit Abner op de hielen. Vertel! En weeg de woorden van Abner.
  4. (24-32) Hoe loopt het af? Geef ook het gesprek weer; wat bedoelt Joab?

3. 2 Samuel 3:1-21 – Eindelijk vrede?

  1. (1-5) David heeft veel voorspoed. Hij neemt ook nog meer vrouwen en krijgt zonen bij hen. Dat gaat later fout lopen – net zoals het bij vader Jacob al moeite gaf. Denk erover na hoe de HERE het huwelijk bedoeld heeft.
  2. (6-11) Vertel wat Abner hier doet; leg uit dat zijn verontwaardiging dubbel schijnheilig is (tegenover Isboseth), en zijn eed dubbel hoogmoedig (tegenover de HERE). Hoe reageert Isboseth?
  3. (12-16) David vertrouwt Abner blijkbaar. Waarom, denk je? Hij legt Abner en Isboseth één onderhandelingseis voor. Leg uit waarom hij daarin eigenlijk wel in zijn recht staat. Krijgt hij zijn zin?
  4. (17-21) Abner gaat voortvarend te werk, en David ook. Wat spreken ze af? Wat betekent die laatste zin?

4. 2 Samuel 3:22 – 4:12 – Twee moorden

  1. (3:22-30) Joabs leger gedraagt zich blijkbaar nog steeds als een roversbende en blijkbaar mag hij van David zijn gang gaan. Of… heeft David zijn legeroverste evenmin in de hand als Isboseth de zijne? Joab is woedend; wat zegt hij over Abner? Wat doet hij met Abner? Wat is de reactie van David?
  2. (31-39) Beschrijf de begrafenis; let op Davids rol, Joabs houding en de reactie van het volk. Wat blijkt uit vs. 39?
  3. (4:1-8) Na Abner zien we In het Isboseth-kamp nog een paar Benjaminieten:
    (1) Rechab en Baëna – wat is hun functie? Zijn het vijanden van Isboseth? fans van David?
    (2) Mefiboseth– wat is zijn relatie tot Isboseth?
    Vertel na wat de twee broers doen. Wat zeggen ze tegen David?
  4. (9-12) David vergelijkt hen met de Amalekiet in Ziklag. Wat is de overeenkomst? Waarom is hij over hen nog negatiever? Hun straf is aanschouwelijk onderwijs; leg dat uit.

Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 101:4-6

Bespreek de voorstudievragen.
Kijk daarbij ook op de website naar de tips en aanvullingen.

Zingen aan het eind: Psalm 147:1,4

Tags

Categories