De man naar Gods hart
In de Bijbel wordt David vooral heel positief afgeschilderd. Hij was ‘de man naar Gods hart’ (1 Samuel 13:14). De Bijbel geeft ook een prachtig getuigenis over zijn regering: “David deed recht en gerechtigheid aan heel zijn volk” (2 Samuel 8:15).
Een diepe val
Maar dit hoogtepunt wordt al snel gevolgd door een diepe val.
Was Davids keus om niet met het leger uit te trekken (2 Samuel 11:1), een verkeerde keus, zoals sommige uitleggers beweren? Of, andersom, is het eigenlijk wel de normale taak van een koning om elk jaar ten strijde te trekken? Is het niet juist zijn belangrijkste taak om vanuit zijn paleis ‘recht en gerechtigheid te doen’ en goede wetten te maken?
De Bijbel geeft in dit opzicht geen rechtstreeks antwoord. Maar het is wel heel duidelijk dat David daar, thuis in zijn paleis, grondig de fout in gaat. Hij wandelt na zijn middagslaapje op het dak van zijn paleis; daar vandaan heeft hij een mooi uitzicht over Jeruzalem. En dan valt zijn oog op Bathseba… Wat hij ziet, wakkert zijn begeerte aan. En het loopt uit op overspel, leugen en bedrog, moord. Waarmee hij de vijanden van de HERE aanleiding geeft tot laster.
Toch vergeeft de HERE David deze zonden (12:13).
Maar niet gladjes: de gevolgen blijven zichtbaar. De HERE heeft David beloofd dat Hij voor hem een huis, een dynastie zou bouwen. Die belofte blijft. Maar daarbij komt het oordeel, dat het zwaard niet zal wijken van zijn huis. David heeft het geweten: het zoontje van hem en Bathseba sterft; zijn dochter Tamar wordt verkracht; zijn oudste zonen Amnon, Absalom en later Adonia sterven allemaal door het zwaard.
Waar blijft het recht?
En David zelf? Handhaaft hij nog steeds recht en gerechtigheid? In de geschiedenis met Uria en Bathseba vertoont David juist een groot gebrek aan recht en gerechtigheid. En dat wordt daarna niet beter.
Als Amnon zijn halfzus verkracht, doet David… niets – hoewel de wet van Mozes de doodstraf eist.
Nadat Absalom zijn halfbroer Amnon vermoord heeft, houdt David de moordenaar wel een tijd bij zich vandaan, maar hij spreekt geen recht – hoewel de wet ook hier de doodstraf eist. Blijkbaar beseft hij dat hij te veel boter op zijn hoofd heeft; hij durft niet meer op te treden. En hij laat zich ompraten door de gladde praatjes van een zogenaamd wijze vrouw.
De gevolgen zijn desastreus voor het volk: net zoals aan het eind van het boek Richteren (Richteren 19-21) zien we ook onder Davids regering eerst een verkrachting (van Tamar) en daarna burgeroorlog (onder leiding van Absalom).
Dat gebrek aan recht zien we ook in Davids behandeling van Mefiboseth, de zoon van Jonathan. Wel begint David goed, in 2 Samuel 9, zoals afgesproken met Jonathan. Hij doet het recht gelden en behandelt Mefiboseth als een eigen zoon. Maar wanneer David voor Absalom moet vluchten, komt Mefiboseths knecht Ziba met een lasterlijk verzinsel; dan veroordeelt David Mefiboseth direct, zonder getuigen, zonder de andere partij te horen (2 Samuel 16:1-4). Dat is geen ‘recht en gerechtigheid’. Pas later, als hij terugkeert naar Jeruzalem, spreekt David Mefiboseth zelf; dan hoort hij het verhaal van de andere kant. Maar weer is hij snel met een uitspraak: zonder verder onderzoek besluit hij tot een compromis. Dat is wel gemakkelijk, maar geen recht.
De slotsom is duidelijk: David was een groot koning, hij deed veel goeds voor Israël. Maar hij faalde ook in diverse opzichten. Gods volk had een betere koning nodig dan David, een koning zonder zonde of gebrek. En God zij dank: Hij is gekomen, in de volheid van de tijd: Davids grote Zoon, onze Here Jezus Christus.