Gods verbond met David

G

In aansluiting op eerdere verbonden

De Bijbel vertelt ons meer dan eens over een verbond dat God met mensen sluit: Hij maakt afspraken met hen. Bedenk wel hoe ongewoon dat is: de Heilige God, die aan zondige mensen iets belooft en iets van hen vraagt!
Bekende voorbeelden van zulke verbonden zijn:

  • Gods verbond met Noach en alle mensen na hem (Genesis 9:1-17),
  • Gods verbond met Abraham en zijn afstammelingen (Genesis 12, 15 en 17),
  • Gods verbond met Israël bij de Sinaï (Exodus 19-20; 24).

In dit rijtje past ook het verbond van de HERE met David (2 Samuel 7; 1 Kronieken 17).
Dit verbond komt niet in de plaatsvan die eerdere verbonden, maar het is een uitwerking en toespitsing ervan. De verbonden met Abraham en bij de Sinaï betreffen het hele land Kanaän en het hele volk Israël, en die verbonden blijven van kracht. Maar nu sluit de HERE een speciaal verbond met David en zijn nakomelingen, om binnen het verbond met Israël een speciale rol te vervullen. Het gaat erom wie er koning zal zijn in Israël, en het gaat over de woonplaats van God te midden van zijn volk. Dat zijn de nieuwe aspecten van dit verbond.

Een speciaal verbond

Dit verbond met David is op diverse manieren heel bijzonder.

Het begint al bijzonder. David heeft een plan om voor de HERE een huis te bouwen. Maar de HERE keert dat plan om: Hij Zelf zal voor David een huis bouwen. Niet een huis van hout en steen waarin de HERE kan wonen, maar een koningshuis voor David: voor hem en zijn afstammelingen. Voor altijd. (Het Hebreeuwse woord huis – ba’yth of beth – heeft dezelfde dubbele betekenis als het Nederlandse woord huis: woning of koningshuis.)

In tweede instantie geeft de HERE dan ook de belofte dat er een huis van hout en steen voor de HERE gebouwd mag worden. Dat mag een zoon van David doen.

In dit verbond belooft de HERE iets speciaals met betrekking tot Davids zoon: de HERE zal hem adopteren als zijn eigen zoon: “Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal mij tot een zoon zijn”. Dat is in het oude Oosten een bekende adoptieformule. 

Ook bijzonder in dit verbond is wat de HERE zal doen met de zonden van Davids zonen. Ja, de HERE zal die wel straffen. Straffen met een menselijke maat. Maar de HERE zal geen einde maken aan Davids koningshuis; Hij zal loyaal (HSV: goedertieren) blijven aan zijn verbond met David.
Wat een belofte! Zelfs als mensen zondigen, zal de HERE trouw blijven: wat een onverdiende genade! David is er verbluft van; lees maar na in zijn dankgebed (2 Samuel 7:18-29).

Een verbazingwekkende vervulling

Hoe kan het, dan de heilige eeuwige God zo’n vérstrekkend verbond aangaat met een sterfelijk en zondig mens? Dat kan toch haast niet goed blijven gaan?
De geschiedenis in de boeken Koningen en Kronieken laten het ook wel zien: de koningen uit Davids huis waren vaak erg zondig. En het liep erop uit dat ze in ballingschap gingen. Wat was er na de ballingschap nog over van Davids huis? Een ‘vervallen hut’ heet het in Handelingen 15:16. – Ja, en dat wordt gezegd door Jakobus, de oudste halfbroer van Jezus en naar menselijke maatstaven op dat moment de kroonprins in dat huis.

Dit verbond kan alleen blijven bestaan door Gods bijzondere ingrijpen. De HERE belooft David dat hij zijn zoon zal adopteren, maar Hij gaat uiteindelijk nog veel verder.
Want Hij keert opnieuw de menselijke verwachtingen om: Hij stuurt zijn eigen eniggeboren Zoon en maakt die tot afstammeling in Davids huis. God zegt van deze Zoon van David niet alleen “jij bent mijn zoon” (de bekende adoptieformule); Hij zegt ook: “ik heb je heden verwekt” (Psalm 2:7). Dat gaat veel verder dan adoptie. Dat is een unieke uitspraak, onbekend in het oude Oosten. Er wordt in Davids huis een koning geboren die tegelijk ook de echte Zoon van God is. Zo wordt menselijke zonde en zwakheid overwonnen, en zo kan Davids grote Zoon voor altijd een goede, rechtvaardige en volmaakte Koning zijn.

Wat een goedertierenheid en trouw toont de HERE aan David en zijn huis!

En wij?

Hebben wij hiermee te maken?
Bij de doop worden wij eraan herinnerd dat wij zijn opgenomen in Gods verbond met Abraham. Abraham is de vader van alle gelovigen, en als gelovigen hebben wij aanspraken op diezelfde verbondsbeloften. Maar wij delen niet op die manier in het verbond met David; wij hebben niet zulke beloften over een eeuwigdurend koningshuis in onze familie.

Nee, maar wel hebben wij – juist als volk van Abraham – een Koning: Jezus Christus, Zoon van God en Zoon van David. Hij is onze eeuwige Koning, die ons heeft verlost van onze vijanden, en die als rechtvaardig en wijs Koning voor eeuwig regeert.

Deze Koning is tegelijk ook de echte tempelbouwer. Niet van een stenen, houten en gouden huis, zoals de tempel van Salomo. Nee, Hij bouwt een echte tempel van levende mensen. Daarin laten wij ons invoegen als ‘levende stenen’ (1 Petrus 2:5). Het is een tempel waarin ook wij mogen wonen als “medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God” (Efeze 2:19; vgl. Hebreeën 3:6).

Troost

Wat een troost vinden wij hier!
God heeft wonderlijke wegen gebruikt om zijn verbond met David te laten bestaan, ondanks alle zonden en zwakheden bij David en zijn afstammelingen. Gods trouw overwint dat allemaal.
Daarom moeten wij niet twijfelen: wij mogen, als wij uit zwakheid in zonde vallen, steeds weer naar onze hemelse Vader gaan. Hij is trouw en genadig. Bij Hem is er altijd redding uit de macht van welke zonde dan ook.

Tags

Categories