Na Davids zonde met Bathseba wordt zijn persoonlijke leven en zijn koningschap getekend door onrust en tegenslagen.
Voorstudie
Lees in de dagen/weken voor de bespreking de aangegeven Bijbelgedeelten en probeer de vragen te beantwoorden.
1. 2 Samuel 13: Amnon en Tamar
- (1-14) Amnon, oudste zoon van David, wordt verliefd op zijn halfzus Tamar en wil een seksuele relatie: wat had de HERE hierover gezegd (zie Leviticus 18:9)? Wat vind je van Jonadabs raad: is die wijs (vs.3)? Vertel in sobere woorden na wat er gebeurt in vs. 6-14.
- (15-22) Tamar onteerd en weggeschopt door de ene broer; opgevangen en gesust maar niet echt geholpen door de andere broer: denk erover na wat hier allemaal gebeurt. – En wat doet vader David?
- (23-29) Twee jaar later: een schaapscheerdersfeest: een overdadig eetfestijn (vgl. 1 Samuel 25), waarvoor Absalom ‘iedereen’ uitnodigt. Als David zelf niet meekomt, dan wel graag de kroonprins… Maar het loopt uit op moord en paniekvlucht. Vertel.
- (30-39) Het eerste gerucht: Absalom heeft alle prinsen gedood. Jonadab weet beter. Vertel.
Absalom vlucht naar Gesur; waarom daarheen? Zie 3:3. Wat doet David?
2. 2 Samuel 14: Absalom keert terug
- (1-11) Joab probeert de verwijdering tussen David en Absalom ongedaan te maken – waarom? Welk middel zet hij in? Hij stuurt een wijze vrouw; wat is hier ‘wijs’ (vgl. vs.3)? Wat is haar verzoek (5-11)?
- (12-17) De toepassing. Wat is de overeenkomst tussen de beide ‘gevallen’? Zie je een parallel met 12:1-9? Leg dat eens uit.
- (18-24) David doorziet Joabs strategie – en geeft toe. Althans… Wat ontbreekt er nog aan, om het ‘verzoening’ te kunnen noemen?
- (25-27) Je kunt zeggen dat Absalom een ‘ideale’ kroonprins is; vertel details.
- (28-33) Absalom doorbreekt de impasse; vertel hoe hij dat doet. Eind goed al goed?
3. 2 Samuel 15: Opstand van Absalom
- (1-6) Absalom gaat zich voorbereiden op opstand tegen David. Misschien heeft hij met vs. 3 wel een beetje gelijk. Hoezo? En wat is zijn ongelijk?
- (7-12) “…veertig jaar” (7): dat kan niet; zie voetnoot in de HSV. Na vier jaar komt Absalom met een onschuldig verzoek; David geeft toestemming. Wat doet Absalom vervolgens?
- (13-17) David wordt ‘wakker’ en neemt maatregelen, vertel na: Waarom gaat hij niet vechten maar vluchten (14)? Wat doen zijn dienaren (15)? Hoe regelt hij zijn eigen vlucht? Hij gaat met ‘heel zijn huis’ en ‘met al het volk’ (15-17) – wie zijn dat? En wie laat hij achter?
- (18-23) Wie is Ithai? Vertel het gesprek na; hoezeer het een bemoediging is voor David. ‘Het hele land’ en ‘heel het volk’ (23): hoe stel je je dat voor? Waar gaan ze heen?
- (24-30) Wat bespreekt hij met Zadok over de ark? Waarom kiest David hiervoor? Wat spreken ze af?
- (31-37) Waarom schrikt David van Achitofels keus en hoe zet hij de tegenaanval in?
4. 2 Samuel 16: David op de vlucht, Absalom in Jeruzalem
- (1-4) De volgende die David positief tegemoet komt: Ziba. Wie was dat nog maar weer? Vertel wat hij meebrengt en wat hij daarover zegt. Wat zegt hij over Mefiboseth? Wat vind je van Davids reactie?
- (5-8, 13) Wie is Simeï? Wat doet hij; wat roept hij? Klopt het wat hij zegt? Waarom wil David hem niet de mond snoeren?
- (9-14) Wat wil Abisaï en wat antwoordt David? Waarom zo fel?
- (15-19) Absalom en Husai: Wijs aan hoe Husai zijn rol speelt: enthousiast én een beetje dubbel.
- (20-23) Absalom vertrouwt Husai. Maar hij vraagt het aan raadsman Achitofel : “Geeft u met elkaar raad,” en dan is Achitofel de enige die antwoord geeft. Vertel wat zijn raad inhoudt en hoe Absalom die raad opvolgt.
Bespreking
Zingen vooraf: Psalm 36:1
A. Bespreek de voorstudievragen.
B. Kijk daarbij ook op de website naar de tips en aanvullingen.
Zingen aan het eind: Psalm 89:12,13